Kana. De drie stappen tot wedergeboorte.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 10 / 242 »»
[1] (En op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galiléa en de moeder van Jezus was daar. Joh. 2:1) Het 'en' dat hier aan het begin van het eerste vers van het tweede hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes staat, geeft aan dat de beide hoofdstukken bij elkaar horen, hetgeen ook al blijkt uit het feit, dat deze bruiloft in het huis van een zeer met Jozef bevriende familie, op de derde dag plaats vond. Deze derde dag werd namelijk berekend vanaf de dag dat Ik met Mijn -tot aan deze gebeurtenis nog maar vier leerlingen -Bethabara verliet. Daarna was Ik een volle dag in gezelschap van Mijn vier leerlingen in het huis van Jozef, die echter niet meer leefde. Ik was bij de moeder van Mijn lichaam, die samen met Mijn andere broers natuurlijk erg veel moeite deed om ons zo goed mogelijk te verzorgen.
[2] Want Maria wist in haar hart wel dat Mijn tijd nu gekomen was om als de verwachte Messias op te treden en te werken; maar ze wist, net als zoveel anderen, niet waaruit Mijn werk zou bestaan. Ook zij geloofde voorlopig nog steeds in de volledige verdrijving van de Romeinen, en aan de oprichting van de machtige troon van David en het daaraan verbonden onwrikbare en onoverwinbare, goddelijk heerlijke aanzien, dat vanaf dat moment niet meer zou ophouden.
[3] De goede Maria en Mijn hele aardse familie dacht dat de Messias een overwinnaar van de Romeinen en andere vijanden van het beloofde land zou zijn; immers de brave mensen hadden van de beloofde Messias ongeveer dezelfde foute verwachting, die veel eerbare mensen in onze tijd ook hebben van het duizendjarige rijk. Maar het is nog niet het juiste moment om hen tot andere gedachten te brengen.
[4] Omdat dus Mijn eigen huis, te beginnen met Maria, zulke verwachtingen van de toekomstige Messias had, is het niet te verwonderen, dat andere bevriende families er net eender over dachten.
[5] Daarom hadden veel families de grootste belangstelling voor Mij en natuurlijk ook voor degenen, die Ik Mijn leerlingen noemde, en daarom besloten Jacobus en Johannes ook om leerlingen van Mij te worden, om dan samen met Mij de volkeren der aarde te beheersen! Want ook zij waren al veel vergeten van wat Ik hen vaak als kind reeds behoorlijk duidelijk voorspeld had.
[6] (Jezus en Zijn leerlingen werden ook op de bruiloft genodigd.2:2) Dientengevolge had Ik in bijna alle betere huizen in de hele omgeving van Nazareth, zelfs in bijna geheel Galiléa, de verwachting gewekt een binnenkort optredende bevrijder van het Romeinse juk te zijn. Pas sinds een paar maanden was Ik begonnen met het nemen van enige maatregelen die in die richting duidden, waardoor in de bevriende huizen de aan Mijn persoon verbonden voorspellingen weer tot leven kwamen, zoals zoveel wat sinds achttien jaar ingeslapen en vergeten was. Dat was dan ook de reden waarom Ik, tesamen met Mijn leerlingen, Mijn moeder Maria en een aantal andere familieleden en bekenden zelfs naar Kana, een oud stadje in Galiléa, dat niet ver van Nazareth lag, uitgenodigd werd bij een voorname bruiloft, waarop het echt blij en vrolijk toeging. De vier leerlingen maakten daarover tegen Mij de opmerking:
[7] 'Heer! Het leven is hier aanmerkelijk beter dan in Bethabara! De arme Johannes zou waarschijnlijk ook erg blij zijn als hij in plaats van zijn verdraaid slechte kost, die meestal uit wat met kokend water overgoten sprinkhanen en uit honing van wilde bijen bestaat, zo'n maaltijd als deze eens in zijn leven kon proeven!' (Er bestaat in die omgeving net als in Arabië een soort sprinkhaan ter grootte van een duif, die klaargemaakt en gegeten wordt, zoals men bij ons kreeften klaarmaakt en eet).
[8] Daarop zei Ik tegen hen: 'Waarom Johannes zo leven moet, begrijpen jullie nu nog niet; want hij moet zo leven omdat anders de Schrift niet vervuld wordt. Hij zal echter weldra in een beter leven komen. Jeruzalem zal hem in de woestijn niet lang meer laten begaan, hij zal van nu af minder worden, opdat een ander toe zal nemen!
[9] Hoe staat het echter met die leerling, die met jou, Andréas, eerst bij Mij was? Komt hij nog na, of blijft hij in Bethabara?' Andréas antwoordt: 'Zie hij komt al, hij had nog wat te regelen'. Ik zeg daarop: 'Zo is het goed! Want waar een Céphas is, daar moet ook een Thomas zijn'. Daarop zegt Andréas: ' Ja, dat is zijn naam! Een eerlijke ziel, maar ook steeds vol gewetensbezwaren en twijfel; wat hij echter eenmaal aangegrepen heeft, dat laat hij ook nooit meer los, hoewel hij een zeer vrijgevig hart heeft. Door deze vrijgevigheid heeft hij ook die bijnaam gekregen. -Hij komt, Heer, moet ik hem binnenroepen, deze gesplitste persoon?' Ik antwoord: 'Ja doe dat! - Want wie in Mijn naam komt, behoort bij de bruiloft als gast uitgenodigd te zijn!'
[10] (En omdat er gebrek aan wijn kwam, zei Maria tot Jezus: 'Zij hebben geen wijn!' Joh. 2:3) Volgens het toenmalige gebruik moest een binnenkomende gast met een beker wijn verwelkomd worden. Maria had echter al een tijdje gemerkt dat de wijnvoorraad op was, en ze zag dat men de nieuw aangekomen gast niet geheel volgens het gebruik verwelkomen kon; daarom zei ze zachtjes tegen Mij: 'Maar m'n lieve zoon, dat zal me wat worden! Ze hebben geen wijn meer! Zou Jij daar niet voor kunnen zorgen?'
[11] (Jezus zegt tot haar: 'Vrouw, waarom meng je je in Mijn zaken? Mijn uur is nog niet gekomen.' Joh. 2:4) Daarop geef Ik Maria heel zachtjes temidden van alle gasten een tweeduidig antwoord en zeg, rekening houdend met de toen rond Nazareth gebruikelijke gewoonte: 'Vrouw, waar maak je je druk over? - Ik, als uitgenodigde gast, ben nog niet aan de beurt om voor de wijn te zorgen, Mijn tijd is nog niet gekomen!' - (In deze tijd en omgeving moest namelijk iedere op de bruiloft genodigde mannelijke gast een vrijwillige gift, in de vorm van wijn, als bijdrage meebrengen. Daarbij moest men met een zekere volgorde rekening houden, zodanig dat de gaven van de naaste familie het eerst gebruikt werden en pas als deze op waren, op volgorde van belangrijkheid, de gaven van de gasten die geen familie waren) Maria wist echter dat de wijnvoorraad van allen reeds verbruikt was; daarom richtte ze zich tot Mij en vroeg Mij als het ware om dit keer de gebruikelijke volgorde niet in acht te nemen, vooral omdat er juist een nieuwe gast aankwam en er voor diens verwelkoming geen druppel wijn meer was! Dat was een ongewone vraag voor haar, maar dat kwam omdat ze er zo op gesteld was, dat bij zo'n gelegenheid alles volgens het oude gebruik verliep. Ofschoon Ik Mij niet erg toeschietelijk toonde, kende ze Mij wel zo goed, dat ze wist dat Ik haar nooit iets weigeren zou wat ze graag wilde.
[12] (Zijn moeder zegt tegen de bedienden: 'Wat Hij jullie ook zal zeggen, doet dat!' Joh. 2:5) Dus wendde zij zich, in goed vertrouwen op Mij, tot de tafeldienaren en zei tot hen: 'Wat mijn zoon tegen jullie zeggen zal, dat moet je doen'.
[13] Tot zover gaat het eigenlijke geschiedkundige van deze verzen van het tweede hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes. Binnen deze historische gebeurtenis of ook wel gezegd -boven deze geschiedenis uit, kan men reeds een geestelijke en derhalve profetische betekenis ontwaren, die, als men zich geestelijk daarop bezint, al snel duidelijk wordt.
[14] Wie ziet niet de zeer opvallende overeenkomst tussen deze bruiloft, die op de derde dag na Mijn terugkomst uit de woestijn van Bethabara plaats vond, en Mijn opstanding, die na Mijn kruisiging ook juist op de derde dag plaats vond!
[15] Deze bruiloft kondigde op die manier profetisch aan, wat na drie jaar met Mij gebeuren zou, en daarbij werd in wat ruimere zin tevens aangekondigd, dat Ik na drie jaar beslist als eeuwige bruidegom met Mijn volgelingen en degenen, die Mij werkelijk liefhebben, een echte bruiloft, namelijk hun wedergeboorte tot het eeuwige leven, houden zal!
[16] In algemeen praktische zin echter getuigt deze bruiloftsgeschiedenis, die exact drie dagen na Mijn terugkomst uit de woestijn plaats vond, van de drie toestanden, die ieder mens door moet maken om tot de wedergeboorte des geestes te komen of om de levensbruiloft in het grote Kana van het hemelse Galiléa te bereiken.
[17] Die drie toestanden zijn: ten eerste de beheersing van het vlees; ten tweede de reiniging van de ziel door het levende geloof, wat alleen bereikt wordt door de werken der liefde, zonder welke het geloof dood is; ten derde de opwekking van de geest uit het graf van het gericht, dit wordt door het beeld van de opwekking van Lazarus het beste verzinnebeeld. Degene, die deze hiervoor genoemde punten goed indachtig blijft, zal hetgeen nu volgt beter kunnen begrijpen.
[18] Nu wij de algemene geestelijke betekenis van deze bruiloftsgeschiedenis uiteengezet hebben, keren we terug naar het verdere verloop van deze bruiloft, en aan het eind van de geschiedenis bekijken we dan weer de speciale overeenstemmingen.
«« 10 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.