Aren lezen op de sabbat.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 176 / 242 »»
[1] Maar na een poosje, al tamelijk diep in het dal, kwamen we bij een akker die vol met bijna gerijpt koren voor ons lag. Er liep een weg door de akker, en we namen deze weg omdat we dan vlugger bij het dorp zouden zijn. Wij liepen dus door het gezaaide, en het was natuurlijk nog sabbat. Maar de leerlingen hadden honger omdat ze net als Ik geen morgenmaal gehad hadden, en ze begonnen daarom de rijpere aren af te plukken, de korrels in hun hand er uit te wrijven en ze te eten. (Matth.12:1)
[2] Toen de toch al kwade Farizeeën dat zagen, liepen ze vlug naar Mij toe en zeiden met gewichtige gezichten: 'Ziet u niet, dat uw leerlingen op sabbat dingen doen die niet betamelijk zijn?!' (Matth.12:2)
[3] Ik antwoordde hen: 'Hebben jullie dan nooit gelezen, wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger hadden? (Matth.12:3) Dat hij in het huis van God ging en de toonbroden at, die hij niet mocht eten noch degenen die bij hem waren, maar wat alleen aan de priesters toegestaan was?! (Matth.12:4) Of heb je nooit in de wet gelezen, hoe de priesters op de sabbat in de tempel de sabbat ontheiligen en toch niet schuldig zijn?! (Matth.12:,5) ...
[4] Boven hebben jullie Mijn daden gezien en Mijn leer gehoord, en dikwijls is er tegen jullie gezegd Wie Ik ben! Als dat jullie nog niet genoeg is, dan zeg Ik je nu nog één keer onverbloemd, dat in Mij Diegene is, Die groter is dan de tempel! (Matth.12:6)
[5] Als jullie echter zouden weten wat het betekent: 'Ik heb een welgevallen aan barmhartigheid en niet aan offers!', dan zouden jullie deze onschuldigen nu in je hart niet vervloekt hebben! (Matth.12:7) Weet dan, blinde en dove Farizeeën: De Zoon des mensen, Die Ik ben, is ook Heer over de sabbat!' (Matth.12:8) De Farizeeën schrokken zo van deze woorden, dat ze meteen achteruit gingen en de leerlingen niet meer verboden om aren af te plukken.
[6] Maar Kisjonah, die steeds naast Mij liep en van wien de akker was, zei tegen Mij: 'Heer, ik zal nu vooruitgaan en meteen een uitgebreide maaltijd klaar laten zetten; want ik heb medelijden met de brave leerlingen vanwege hun kennelijke honger!'
[7] Ik zeg: 'Daar zul je echt goed aan doen. Maar Ik zal nu toch eerst met de leerlingen een school bezoeken ter wille van deze Farizeeën, opdat hun ergernis niet nog groter wordt. Ze zitten toch al in hun maag met Matthéus, omdat hij hun een poosje terug erop heeft gewezen dat wij terwille van de synagoge zo vlug lopen. Als we nu de school in het dorp voorbij lopen, dan loopt de maat bij hen over en beginnen ze herrie te schoppen; maar als we nu eerst toch in een school gaan, dan kunnen ze niets meer zeggen en dan kan jij ook zonder schaamte je rekening aan hen voorleggen, dat wil zeggen als de sabbat afgelopen is.' Na deze woorden ging Kisjonah rechtstreeks met de zijnen naar huls, waar hij alles geheel verzorgd aantrof.
[8] Wij sloegen echter een beetje meer naar links een weg in naar de school, die op het hoogste punt van het dorp lag. Daar aangekomen betraden we direkt de zeer sporadisch bezochte school (Matth.12:9), en de Farizeeën volgden ons op de voet. Ze waren inwendig erg kwaad, omdat ze op de akker voor hun domheid door de leerlingen uitgelachen waren, toen Ik hun bezwaren tegen het aren plukken weerlegde.
[9] Toen we in de school kwamen deden de Farizeeën meteen weer heel gewichtig en brachten een mens bij Mij, die al heel lang een verdorde hand had en daardoor bijna geen enkel werk kon doen. Ze vroegen Mij, omdat Ik eerder gezegd had dat Ik ook Heer over de sabbat ben of het toegestaan zou zijn om ook op de sabbat te genezen. Dat vroegen ze Mij echter alleen maar om bewijzen tegen Mij in handen te krijgen (Matth.12:10); want hun slechte harten brandden al van toorn en haat.
[10] Maar Ik zei tegen hen: 'Waarom vragen jullie dat aan Mij, alsof Jullie deze zieke zouden kunnen helpen en zijn reeds lang gestorven hand levend. zouden. kunnen maken?! Als Ik hem echter genezen wil, dan zal Ik Jullie toch niet om Jullie toestemming vragen?!
[11] Wie van jullie is er zo dwaas, dat hij zijn schaap dat in een gat valt, daar op de sabbat met uithaalt?! (Matth.12:11) Maar een mens is toch veel waardevoller dan een schaap! Zodoende zal men op een sabbat een mens toch wel mogen helpen?!' (Matth.12:12)
[12] Toen zwegen de Farizeeën; maar Ik riep de mens bij Mij en zei tegen hem: 'Strek je hand uit!' En hij strekte zijn hand uit, en deze werd net zo gezond als de andere, die nooit ziek geweest was. (Matth. 12:13)
[13] Nu was de maat vol voor de Farizeeën; ze verlieten de school en beraadslaagden buiten hoe ze Mij zouden kunnen doden. (Matth. 12:14)
[14] Maar Matthéus, die een listige spion was, sloop hen na en luisterde ze ongemerkt af, kwam al gauw bijna buiten adem terug en riep luid wat hij gehoord had. Toen zond Ik vlug een leerling naar Kisjonah en liet hem zeggen dat Ik vandaag uit voorzorg niet bij hem kon komen eten, omdat Ik de Farizeeën die Mij nu naar het leven stonden niet nog grotere misdadigers wilde maken dan ze al waren waarom Ik een tijdje uit deze streek verdwijnen zou. De leerling liep pijlsnel, en wist waar hij Mij weer kon vinden.
[15] Nauwelijks had hij het aan Kisjonah overgebracht, of deze vertrok onmiddellijk met zijn hele huishouden, verzamelde in aller ijl nog een grote hoeveelheid volk, haastte zich naar de school en kwam nog net op het juiste moment, toen de Farizeeën al voorzien van stenen de school wilden binnendringen.
[16] Het spreekt wel vanzelf dat de Farizeeën behoorlijk door Kisjonah aangepakt werden, waarop Ik vervolgens met veel volk vandaar vertrok en al hun zieken onderweg genas; want omstreeks de tijd van de tarweoogst kwam er nogal wat koorts voor in deze streek die dicht aan de Galilese zee lag, en zodoende waren daar ook steeds veel zieke mensen vooral van het vrouwelijk geslacht. Toen deze over Mij hoorden, kwamen ze de menigte achterna om door Mij genezen te worden en allen die dat deden werden genezen. (Matth.12:15)
[17] Maar nadat Ik ze genezen had, waarschuwde Ik ze om daar thuis met niemand over te spreken (Matth.12,16), en ook niet tegen wie dan ook iets mee te delen over waar Ik was toen Ik ze genas, en in welke richting Ik verder was gegaan. Ze beloofden zich daar heel precies aan te houden en daarop liet Ik hen in vrede gaan.
«« 176 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.