Het plan van de jonge Farizeeër.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 180 / 242 »»
[1] Deze plaats was overigens beroemd omdat al haar inwoners zo scherpzinnig waren. Je moest wel van goeden huize komen om het met hen, speciaal met de Grieken, op te kunnen nemen; en daarom wisten de hier wonende Farizeeën heel goed, dat het met dit volk slecht redetwisten was. Ze gaven dan ook ditmaal weinig weerwoord en gingen naar huis. Maar thuis pijnigden ze hun hersens des te meer af over de vraag, hoe ze Mij hier verdacht konden maken, of helemaal in het verderf konden storten.
[2] Een van hen, niet zo'n heel slechte, zei tenslotte toen het overleg hem te lang had geduurd: 'Broeders, je hoeft je aan mij niet te storen, maar ik vind dat we nu moeten gaan slapen, zodat morgen ons hoofd en ons hart weer fit is! Wat hebben we aan al dat tobben en denken?! Morgen komt er weer een dag. Laten we afwachten wat die zal brengen, dan zullen we met de hulp van Jehova helderder zien hoe het met deze vreemde persoon gesteld is. Er is niet de geringste twijfel over dat er iets buitengewoons aan hem is; want de genezing van de bezetene aan de oever, zo maar vanuit het schip, zonder hem zelfs maar aan te raken, is een gebeurtenis die bij mijn weten nog nooit eerder plaats vond!
[3] Laten we dus maar afwachten wat er morgen nog allemaal verder zal volgen, en daardoor zullen we makkelijker in staat zijn om ons daarover een completer oordeel te vormen! Want om hem nu al helemaal blindelings te veroordelen, dat zou een beetje te gewaagd zijn, vooral nu ons volk zo opgewonden is en zich al lang meer richt op de Grieken dan op ons, die hun al lang een doorn in het oog zijn. Laat je daarom leiden door mijn goede inzicht. Morgen is een dag die voor ons misschien veel gunstiger kan worden, dan vandaag het geval was!'
[4] Dan zegt een ander: 'Wat doen we dan met die belediging die het volk ons heeft aangedaan? Kunnen we daar soms ook zo rustig mee gaan slapen en er helemaal geen grijs haar van krijgen en het vergeten, als ware het nooit gebeurd? Moeten we daar geen rechtvaardige straf voor geven?'
[5] Maar de betere zegt: 'Laat het door hen afkopen, als je kunt! Of roep de boosdoeners vandaag nog of morgen ter verantwoording, als je er een mogelijkheid voor ziet! Wat kun je als één tegen velen?! Het lijkt me voorlopig nog maar het beste om erover te zwijgen. Maar als je er voorshands al iets tegen wilt doen, dan is er niemand die je zal tegenhouden; maar wat mij betreft wacht ik eerst alles maar eens af en daarna doen we wel wat nodig is. Laat de appel aan de boom eerst maar eens rijp worden, als je niet in een zure appel wilt bijten! Begrijp je mij?!'
[6] Na deze woorden van de niet zo slechte Farizeeër, die nog jong en levenslustig was en die zich daarom niet zoveel liet gelegen liggen aan de oude geldwolven, gingen alle Farizeeën en schriftgeleerden slapen, maar gaven nog wel een van hun dienaren opdracht om wacht te houden zodat ze zich de volgende ochtend niet zouden verslapen en daardoor de eerste handelingen van de tovenaar zouden missen.
[7] Maar de iets betere Farizeeër ging, nadat alle anderen inclusief de man die de wacht moest houden, al vast sliepen, naar buiten en overlegde bij zichzelf hoe hij de slechte plannen van de ouderen kon verijdelen. Hij dacht: 'Kon ik deze wonderdoener maar bereiken, dan zou ik hem wel goed kunnen adviseren op welke manier hij, ongehinderd door mijn collega's, zijn genezingen kan uitvoeren! Maar hoe kom ik bij hem? Het opgewonden volk omringt het huis, en zoals ik zie worden er al zieken heengeleid en gedragen; dat zal morgen een groot gedrang zijn waar niet doorheen te komen is. Maar ik weet wat ik doe! Ik ga nu naar het volk en zeg hen zonder omwegen wat ik ervan denk, en laat hen zien dat ik zelf een vijand ben van die oude geldijveraars en de wonderdoener iets duidelijk moet maken, omdat hij anders zijn genezingen nauwelijks -uit kan voeren. Als het volk het mij toe wil staan, dan is het goed, en als het mij dat niet toe wil staan, nu, -dan heb ik voor mijn gevoel toch gedaan wat ik doen kon.'
[8] Met zulke gedachten gaat hij terug naar het volk, dat hem in de maanlichte nacht maar al te gauw herkent als de hun bekende jonge rabbijn.
[9] De Grieken, die vroeger ook Joden waren, komen hem direkt tegemoet en vragen heel nors, wat hij daar op dat moment zoekt, en of hij soms een spion is. Maar hij zegt op een vertrouwelijke toon: 'Beste mannen en vrienden! Ik draag wel het kleed van een Farizeeër en zoals jullie weten ben ik ook inderdaad een echte Farizeeër; want als eerstgeborene van een rijk huis in Jeruzalem was ik verplicht om datgene te worden, wat mijn, niet zo gewetensvolle, ouders wilden. En zo werd ik uiterlijk wel, maar innerlijk nog minder Farizeeër dan jullie allen, hoewel jullie nu Grieken zijn.
[10] De reden van mijn komst is heel eenvoudig het volgende: Jullie kennen mijn collega 's even goed als ik en jullie weten welke rechten zij zich allen aanmatigen. Zij zijn theologen, en niemand behalve zij mag iets van de schrift begrijpen, hoewel zij, onder ons gezegd, waarschijnlijk van alles meer verstand hebben, dan nu juist van de schrift; maar ze zijn daarvoor door de tempel uitverkozen en hun vermeende rechten komen daarvandaan, en daartegen kunnen jullie niets doen.
[11] Tevens zijn zij doktoren en dulden om die reden niet, dat een vreemde met zijn kunst maakt dat hun inkomen vermindert; ook hiervoor heeft de tempel hen privileges gegeven en zij weten voor hun recht op te komen, en daar kunnen jullie niets tegen doen of uitrichten.
[12] Ook zijn zij in speciale, door Mozes bepaalde gevallen, rechters en beschikkers over dood en leven van hun ondergeschikten en dat recht kunnen zij waar, wanneer, en op welke manier zij maar willen, uitoefenen, en zij behoeven zich niet te verantwoorden; zij behoeven slechts ieder jaar een lijst naar Jeruzalem te zenden en meestal worden ze geprezen als ze naast het jaarlijkse pachtbedrag, dat ze voor de synagogen en scholen aan de tempel moeten afdragen, een behoorlijk uitgebreide lijst sturen van degenen die ze terechtgesteld hebben.
[13] Want al deze ambten worden al sinds lang door de tempel voor de duur van het leven verkocht of verpacht; in deze plaats zijn wij slechts pachters en ik ben zelfs een onderpachter .
[14] Ik kan je wel zeggen dat de tempel veel geld vraagt voor zo'n synagoge en school! En om ze zo duur mogelijk aan de man te brengen, geeft de tempel daarbij allerlei vastgelegde privileges, \aarop de pachters, die de wet achter zich hebben, zich niet zo gemakkelijk laten beknibbelen.
[15] Natuurlijk kun je pas koper of pachter van een synagoge of school worden, als je eerst in de tempel onder allerlei zware eden ingewijd bent tot Farizeeër; maar als je eenmaal Farizeeër bent, dan is het heel moeilijk om geen Farizeeër te zijn! .
[16] Hoewel een echte Jood walgt van die bedriegerijen van de tempel, zijn ze daadwerkelijk toch door de staat erkend en goedgekeurd, en jullie kunnen daar niets tegen uitrichten. Ik zou jullie nog veel meer kunnen vertellen, maar het is voldoende om jullie datgene uit te leggen, waaraan je kunt zien welke rechten de Farizeeën hebben, waartegen voorlopig met geweld, jammer genoeg, niets gedaan kan worden.
[17] Als ik de oude, wraakzuchtige collega's ter wille van de goede zaak niet gesust had, dan zouden jullie nu al in heel moeilijke omstandigheden verkeren; want ze wilden al een legioen uit Kapérnaum laten komen en het hele huis aan het gerecht overleveren! Ik ben dus jullie vriend en geen vijand en nog minder een sluwe vijandelijke spion! Maar denk niet dat ik daarom een verrader ben! Als je echter een goede raad van mij wilt aannemen, luister dan geduldig naar mij!'
[18] De drie zeggen: 'Je schijnt te vertrouwen te zijn; spreek dus en zeg wat we moeten doen! Maar waag het niet om ons te bedriegen en om de tuin te leiden; want daarvoor zou je met je leven moeten betalen!'
[19] De jonge Farizeeër antwoordt: 'Daar ben ik niet bang voor, en als ik honderd levens had, dan stond ik met al die levens in voor de waarheld dat ik het totaal eerlijk meen! Luister dus: Je weet nu dus, dat het de Farizeeën eigenlijk nergens anders om gaat dan om hun gepachte inkomen. Ga dus morgen naar ze toe en spreek met hen een bepaald bedrag af voor het feit, dat morgenochtend de hier aanwezige wonderdokter de zieken van deze plaats zonder enige moeilijkheid genezen mag, en de oude geldhandelaars zullen jullie zonder enig bezwaar toestemming geven; en willen of kunnen jullie hen het geld niet di rekt geven, beloof hun dat toch en dan lukt het ook!
[20] Alleen zou ik de wonderdokter wel willen adviseren, dat hij in de eerste plaats na het genezen van de zieken deze plaats beter direct kan verlaten, omdat anders de naar geld dorstende Farizeeën zich mogelijk door jullie meteen voor nog meer concessies zouden willen laten betalen, maar In de tweede plaats wil ik er voor waarschuwen, dat hij zich niet, wat die wonderdokters gewoonlijk doen, als profeet op moet werpen en het volk ook geestelijk gaan bewerken; daar ben ik niet op tegen, maar de ouden zijn op dit punt juist vanwege jullie Grieken erg onverdraagzaam.
[21] En tenslotte moet het volk hem niet in het bijzijn van die oude vossen uitroepen tot zoon van David; want dat is voor mijn oude collega's het allerverschrikkelijkste! Als jullie daar op letten, dan kan -wat ik van ganser harte hoop - alles in stilte en rust verlopen; maar anders zou het echt wel eens een schreeuwend spektakel kunnen worden!'
«« 180 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.