[2] Maar Ik werd dit keer boos over de hardheid van de Grieken en zei tegen de verharde spreker, die de andere over het algemeen toch wat betere Grieken van een goede daad af wilde houden: 'Luister, verharde mens! Let op, of de grond niet wankelt, en hoe vast je dan wel staat! Er zijn er al veel geweest die ook met de stem van een superheld tegen hun omstanders geroepen hebben: 'Laat de aarde maar in puin vallen en ik zal mij zonder enige vrees op de uiteengespatte resten in de eindeloze ruimte voort laten dragen!'; maar toen daarna de aarde maar een klein beetje trilde, was de grootsprekende held de eerste die met verbluffend voetenwerk maakte dat hij weg kwam! Maar misschien deed hij dat toch niet zo zeer uit vrees om in zijn huis onder het puin begraven te worden, maar eerder alleen maar om, als de aarde echt in puin zou vallen, buiten een stuk op te pikken en daarop dan een onverschrokken rit door de oneindigheid te beginnen!
[3] Ik zeg je, snoevende Griek met de naam Philopold, de vlieg, die zich niet zelden brutaal veroorlooft over je neus een kleine bedrijfsrondgang te maken, staat op de punt van jouw neus steviger dan jij op jouw aardbodem! Want als jouw neus schipbreuk leed, dan zou de vlieg toch nog een tweede laag hebben waar ze zich heel goed in leven kan houden, en dat is de lucht; maal waar is jouw tweede laag als de bodem onder je voeten je niet meer houdt?!'
[4] De Griek Philopold, die van huis uit ook een spotter was, wordt wat nijdig over Mijn opzettelijk met een beetje spot vermengde woorden en zegt: 'Kijk nu eens, een zeldzame verschijning! Een Jood die ook geestig is?! Waarschijnlijk de eerste en tevens de laatste in heel Israël! Vriend! Als een Griek het over moed heeft, dan is het zoals hij zegt! Want een Griek weet van het leven afstand te doen en de dood te zoeken; de geschiedenis kent alleen maar Griekse heldenmoed, en de onbegrijpelijke lafheid van de Joden is haar niet onbekend! Laat de aarde maar beven, of laat alle draken der aarde maar vrij, en je zult zien of een Philopold daardoor ook maar een spier van zijn gezicht vertrekt!'
[5] Ik zeg: 'Houd op met je waardeloze grootsprekerij en doe wat Ik jullie allen gezegd heb, want anders dwing je Mij echt je moed aan een harde proef te onderwerpen! Want een God van een Jood laat in zulke ernstige gevallen niet de spot met zich drijven; want ook het grote geduld van God heeft in bepaalde zaken haar vastgestelde grenzen!
[6] Als jij met je aanhangers het er echter op aan wilt laten komen, dan moet je wel goed beseffen dat een kwade God niet meer zo gemakkelijk te sussen is en van vandaag op morgen geen verdiende straf van een erge zondaar door de vingers ziet!'
[7] Philopold zegt :'Dat zal wel weer echt Joods zijn!? De Joden hebben zekere profeten gehad; die deden hun mond niet open behalve voor het uiten van pure bedreigingen, waarvan sommige na meestal onbepaalde tijd uitgekomen zijn, maar de meesten waren praatjes in de wind; want de aardse natuur is hopelijk toch altijd sterker geweest dan de mond van een joods profeet! De Grieken zijn merendeels stoïcijnen, en een echte stoïcijn is nergens bang voor -en ik dus ook niet! Want ook ik ben een doorgewinterde stoïcijn!'
[8] Dan zegt de jonge Matthéus, de apostel die voordien tollenaar in Sibarah was, heimelijk tegen Mij: 'Heer, ik ken hem, het is een buitengewoon onaangenaam en vervelend mens! Die heeft altijd bij mijn tolkantoor onuitstaanbare moeilijkheden veroorzaakt iedere keer dat hij met allerlei koopwaar naar Kapérnaum of naar Nazareth trok. Ik erger me nog steeds aan hem en ik zou veel zin hebben, om hem wat onder handen te nemen.'
[9] Ik zeg: 'Houd daar over op! Ik heb al een kleine test voor hem, die weldra werkelijkheid voor hem zal worden.'
[10] Matthéus doet meteen een stap terug; maar Philopold herkende de tollenaar uit Sibarah en zei tegen hem: 'Nou, nou gierig tolbaasje, hoe komt het dat jij ook hier bent?! Hoe zal het nu met je tolboom gaan, nu je die met je katteogen niet naar alle windstreken kunt bewaken?! Je hoeft heus deze wonderdokter niet tegen mij op te hitsen; hij zal zelf wel weten wat hij moet doen als ik te stug voor hem ben. Maar jullie beiden konden op natuurlijke weg wel eens een harde noot aan mij te kraken hebben; want een stoïcijn is geen touw of draad, dat je maar willekeurig naar believen buigen kunt!
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
[12] Geef mij zonder arbeid en moeite mijn eten en drinken, dan zal mij dat tenminste gedurende mijn aardse levensduur enigszins bevredigen; maar om voor de instandhouding van dit bestaan ook nog onzinnig zwaar te moeten werken, dus lijden als een vervolgde wolf, en daarbij ook nog een God te moeten bedanken en zekere alleen voor de schepper van persoonlijk belang zijnde geboden te houden, dat doe ik niet voor al die Joodse en Griekse hele en halfgoden!'
[13] Matthéus zegt: 'Nog meer van zulke mensen op aarde, en satan heeft een school waarin hij zelf nog wel honderd jaar les kan gaan nemen! Heer, wat is er met hem aan te vangen? Als hij echt zo is dan kunnen alle engelen langs de natuurlijke weg niets met hem beginnen!'
«« 212 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.