Weerzien met de opperrechter.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 235 / 242 »»
[1] De rechter uit Kis zegt: 'Vriend, de beroemde Jezus van Nazareth houdt zich hier al een week of drie geregeld op, en zal waarschijnlijk hier nog een paar dagen blijven. Volgens mij is Hij een God die alle nog zo verborgen dingen zonneklaar weet, en Hij heeft ons daarvan al heel duidelijke voorbeelden gegeven; wat denk je er van, als we Hem hierbij eens te hulp riepen? Hij zou ons wel eens goed kunnen helpen, en dat nog te meer, omdat hij absoluut geen vriend is van de zwarte dieven en rovers die de tempel voor haar snode plannen ter beschikking heeft. Want ik heb met mijn eigen oren gehoord hoe hij de priesters en Farizeeƫn uit Chorazin en KapƩrnaum naar de diepste Tartarus verwenst heeft. En daarom ben ik er van overtuigd, dat Hij ons klaarheid zal kunnen verschaffen.'
[2] Heel verbaasd zegt de opperrechter: 'Wat?! Is deze Godmens hier?! Ei, waarom hebben jullie mij dat niet direkt gezegd?! Waarlijk, ik zou hem meteen in mijn plaats hebben laten rechtspreken en daar zou ik me drie kwart van het werk mee bespaard hebben! Breng me toch snel naar hem toe! Want de overste Cornelius heeft mij ook heel dringend opgedragen om intensief navraag te doen naar deze goddelijkste van alle mensen en hem daarover meteen te informeren.
[3] Als de overste de verzekering krijgt dat Jezus hier is, dan is hij binnen de kortste keren hier met zijn hele familie; want hij en zijn gehele huis aanbidden deze Jezus letterlijk, en ik zelf ben het helemaal met hen eens. Ik dank welke echte God dan ook ervoor, dat mij nog eens het niet te schatten geluk te beurt valt, om mijn hemelse vriend Jezus te zien en te spreken! Breng mij toch snel, snel bij Hem! Nu is alles al gewonnen!'
[4] Als de opperrechter naar het grote huis loopt met het brandende verlangen om Mij te zien en te spreken, kom Ik hem tegemoet; en als hij Mij ziet, roept hij blij: 'Daar, daar bent U, goddelijke vriend en broeder, als ik U zo nog noemen mag!
[5] O laat U omarmen en Uw heilige aangezicht met duizend vrienden en broederkussen bedekken! O, heilige vriend van mij! Ik ben zo onuitsprekelijk gelukkig, nu ik U eindelijk weer terug heb! Waarlijk, waar ook maar mensen in de grootste nood zitten, daar bent U ook aanwezig om hen te helpen! Ach, ik weet me van vreugde geen raad, dat ik U hier gevonden heb!'
[6] Ik zeg, terwijl Ik hem ook vast aan Mijn hart druk: 'Ik groet jou ook eindeloos! Want je hart heeft door je zware rechtersambt echt geen schipbreuk geleden, en daarom houd Ik nog steeds bijzonder veel van je en zegen Ik al je werk.
[7] Waarlijk, je hebt het aan Mij en Degene, Die in Mij woont te danken, dat je hier die grote belastingdiefstal ontdekt hebt!
[8] Maar laten we nu in huis gaan, waar een rijkelijk avondmaal op ons wacht! Na de maaltijd spreken we er verder over!'
«« 235 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.