Een woord voor onze tijd. (26.7.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 241 / 242 »»
[1] Ik, dezelfde Christus die voor tweeduizend jaar als God en mens op deze aarde leerde en werkte, geef in deze tijd dit gebeurde van lang geleden door een daarvoor uitgekozen knecht opnieuw aan de mensen. Nu zou iemand wel eens kunnen vragen:
[2] Hoe zit dat nu? Deze kinderen zouden, als ze hier niet opgevangen waren, als pand van de Farizeeën in hoogstens tien tot twaalf dagen, voor een deel in Sidon, Tyrus, Césaréa, Antiochië en zelfs in Alexandria door de vaste slavenhandelaars verkocht zijn. Misschien meer dan de helft daarvan waren toch wel kinderen met een goede opvoeding, en er staat nergens aangegeven, dat Ik hen als grote kindervriend bezocht of zelfs maar een woordje met hen sprak. In andere gevallen daarentegen liet Ik de kleinen toch meteen naar Mij toe komen om ze aan Mijn hart te drukken en te zegenen!
[3] Op die vraag geef Ik het volgende antwoord: In de eerste plaats waren deze kinderen natuurlijk al merendeels ouder dan negen jaar, en daarbij waren ook meisjes van veertien tot zestien jaar en ook jongemannen, en je kon dus niet, zonder een zekere aanstoot te geven, het vertrek van zulke jonge, halfnaakte mensen binnenkomen. Ten tweede waren het echt niet zulke heel onschuldige kinderen meer, zoals Ik ze nog hier of daar wel eens aantrof; maar voor het merendeel waren ze lichamelijk en moreel grondig bedorven. De pederastie en het verkrachten had nergens zo'n schandalige vorm aangenomen als in de grensgebieden tussen de Joden en Grieken. En daarom was voor de verdorven kinderen deze door Mij toegelaten les niet helemaal voor niets; want in de eerste plaats moest het hen voorkomen als een behoorlijke straf voor de verdorvenheid en ten tweede werden zij daardoor gewaarschuwd tegen het verdere dienstbaar zijn aan de zinnelijkheid van geile Grieken. Faustus prentte dan ook in zijn vermanende toespraak heel indringend ouders en kinderen in om met alle ernst een godvrezend leven te gaan leiden, als ze niet bij een volgende zonde heel gevoelig door God gestraft wilden worden.
[4] Dat wetende, begrijpt men hopelijk dat Ik, hoewel Ik vervuld ben van de totale goddelijke liefde voor ieder mens, vanwege diezelfde goddelijke heiligheid niet persoonlijk het zondige, zeer verontreinigde vlees, in verband met haar staat, kan en mag benaderen, en in al zulke gevallen treedt dan het 'raak Mij niet aan' op.
[5] Want er is een groot verschil tussen een rein en een heel onrein kind. Het eerste kan direkt door Mij geleid worden, maar het tweede kan slechts indirect op naar behoefte nodige doornige wegen geleid worden, zoals in dit waar beschreven geval duidelijk zichtbaar is.
[6] Men moet daarom ook niet zo voorbarig zijn om te vragen, waarom niet zelden, kinderen die beslist niets misdreven hebben of althans niet toerekeningsvatbaar zijn, door Mij lichamelijk harder aangepakt worden dan oude zondaars, die hun zonden net zo moeilijk zouden kunnen tellen als het zand van de zee.
[7] Want daarop zeg Ik: Wie een boom op een bepaalde manier wil buigen, moet zolang de boom nog jong en meegaand is deze in de gewenste richting buigen. Als de boom eenmaal oud is geworden, dan moeten er al buitengewone middelen aan te pas komen om hem met de grootst mogelijke moeite een andere richting te geven; een heeloude boom kun je geen andere richting meer geven -behalve de laatste, door hem om te hakken.
[8] En dat is dan ook de reden, dat Ik, zegt de Heer, 'de kinderen en zelfs de kleine kinderen vaak harder bewerk dan een oudere; want de slechte geesten zijn nergens zo ijverig als juist bij de kinderen en zij zijn zeer dienstvaardig om bij het vormen van het zielelichaam zodanig te helpen, dat het lichaam ook voor hen een groot aantal vrijere en aangenamere woningen zal bevatten!'
[9] Wat doet de Heer dan, aan Wie van alles wat gebeurt niets onbekend blijven kan?
[10] Wel, Hij zendt Zijn engel, laat het gemene en sluwe werk van de slechte helpers afbreken en als vreemde stukken door allerlei schijnbaar lichamelijke ziektes uit het lichaam verwijderen.
[11] Let maar eens op de verschillende ziektes van de kleine en grotere kinderen, en Ik zeg u, dat zijn niets dan verwijderingen van het vreemde kwade materiaal waarmee slechte en onzuivere geesten voor zich zelf vrije behuizingen hebben willen vestigen in dat bepaalde lichaam.
[12] Als aan dit kwaad bij de kinderen niet steeds zeer krachtig een eind gemaakt werd, dan zouden er zoveel bezetenen, doofstommen, cretins en alle soorten kreupelen zijn, dat er op de hele aarde niet makkelijk ergens een gezond mens aangetroffen werd.
[13] Natuurlijk vraagt men dan weer: Maar hoe kan de zeer wijze God zoiets van den beginne toestaan, dat er zich slechte en onreine geesten in het jonge zielelichaam kunnen binnensmokkelen?!
[14] En dan antwoord Ik: 'Dat is een vraag van de blinde mens die niet weet, dat de gehele aarde, ja de gehele schepping, voor wat betreft haar van buitenaf gezien stoffelijke lichaam in al haar zogenaamde elementen zo te zeggen een samenraapsel is van geesten, die voor een bepaalde tijd geoordeeld zijn of vastgehouden worden.
«« 241 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.