Een wonder maakt de geest niet vrij.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 61 / 242 »»
[1] Als hij op de eerste verdieping komt, ziet hij direct de voorspelde vleugel, loopt vol verrukking door de open deuren naar binnen, beziet de grote zaal en krijgt een flauwte van verbazing. Meteen lopen enige van de witte jongemannen op hem toe, helpen hem en brengen hem bij. Als hij een beetje bij zijn positieven is, komt hij weer naar Mij toe en vraagt Mij met een stem, die trilt van opperste verwondering: 'O Heer, ik smeek u, overtuig me toch of ik wel waak of dat ik misschien slaap en nu heel vast droom!'
[2] Ik zeg: 'Zoals je het nu vraagt, lijkt het er op dat je meer droomt dan wakker bent; maar toch droom je niet en wat je daar ziet is voelbare werkelijkheid! Je zei Mij zelf buiten in het bos, dat je had gehoord dat Ik het oude huis van Jozef, dat thans door Irhaël wordt bewoond en ook haar eigendom is, in een oogwenk helemaal heb vernieuwd. Nu, als Ik Jozefs huis kon herbouwen, dan ben Ik toch ook wel in staat om de oude vesting van Ezau te vernieuwen?!'
[3] De koopman zegt: 'Ja ja, dat is nu zichtbaar en waar, maar het is toch welongelooflijk dat een mens zoiets kan! Heer, luister naar mij! Als u geen profeet bent zoals Elia, dan moet u een aartsengel in menselijke gedaante of uiteindelijk misschien wel Jehova Zelf zijn! Want zulke dingen zijn bij God alleen maar mogelijk!'
[4] Ik zeg: ' Ja, ja, als je geen teken gezien had, dan zou je Mij ook niet geloofd hebben! Nu geloof je weliswaar, maar met dat geloof is je geest niet vrij! Opdat je in je hart toch wat vrijer worden zult, zeg Ik je: Niet Ik, maar deze vele jongemannen hebben dit gedaan; God de Vader heeft hen de macht daarvoor gegeven. Aan hen kun je vragen, hoe ze dit hebben gedaan!'
[5] De koopman zegt: ' Juist! Ik heb buiten al aan Jonaël gevraagd, wie en waarvandaan deze heerlijke schone jonge wezens zijn, maar ik kreeg geen antwoord en werd heel eenvoudig naar u verwezen. Toen ik daarvoor naar u toekwam, ben ik het vreemd genoeg helemaal vergeten; Ik was alleen maar met u bezig en onze discussie nam een heel andere wending. Nu pas herinner ik het me weer en ik zou nu van u een goed antwoord willen hebben over alles wat betreft deze lieflijke jongemannen!'
[6] Ik zeg: 'Om je niet te lang in het ongewisse te laten zeg Ik je dat het engelen van God zijn, als je dat gelooft. Wil je het echter niet geloven, houd ze dan maar voor wat je wilt, als je maar niet denkt, dat het duivels of dienaars van de duivel zijn!'
[7] De koopman zegt: 'O Heer, o Heer, hoe staat het nu met me?! Daarnet vroeg ik u, of ik wel wakker was, of dat ik sliep en droomde; nu vraag ik u, of ik nog leef. Want zulke dingen kunnen op de echte aarde toch niet gebeuren!'
[8] Ik zeg: 'Oh, - en of je op aarde bent! Ik heb je innerlijk gezichts vermogen ontsloten en nu kun je ook de hemelse geesten zien! Maar, vraag nu niet verder, want het is tijd voor het middagmaal! Alles is klaar en nu gaan we aan tafel!'
[9] De koopman zegt: 'Ja, ja, dat is goed! Maar ik zal van verbazing niet veel kunnen eten, want de wonderen stapelen zich hier op! Nee, dat had ik vanmorgen niet kunnen vermoeden! Dit gebeurde allemaal veel te snel en te onverwacht. Pas drie uur geleden bent u uit Sichar in mijn grote bos gekomen en wat is er niet allemaal in die drie uur gebeurd?! - Het ongelooflijkste! -En toch is het er! Maar wie, buiten degenen, die het gezien hebben, zal het geloven, ook al zouden duizend getuigenissen het bevestigen?! Heer, Heer, grote meester, door God Zelf geleerd en geleid, ik geloof het, omdat ik het nu met eigen ogen zie. Maar ook al vertellen jullie het aan duizenden, dan zullen ze het niet alleen niet geloven, maar ze zullen zich ergeren en zeggen, dat de vertellers onbeschaamde leugenaars zijn! Vertel het daarom aan niemand verder, want het is te wonderbaarlijk! Wie heeft ooit zo iets heerlijks als deze zaal gezien?! De wanden lijken gemaakt van zuivere edelstenen, het plafond van goud, de vloer van zilver, de vele tafels van jaspis, hyacinth en smaragd, de voetstukken van goud en zilver, het drinkgerei van het zuiverste diamant en de eetschotels als uit het fijnste en vurigste robijn, de banken om de tafels eveneens van edele metalen en de bekleding van dieprode zijde; en de geur van de spijzen en dranken is hemels! En dat alles in - zeg maar - drie uur! Nee dat is meer dan ongelooflijk!
[10] Heer! U moet God Zelf zijn of U bent stellig minstens Gods Zoon!'
[11] Ik zeg: 'Heel goed, heel goed! Maar nu aan de maaltijd! Na de maaltijd zul je nog genoeg beleven; maar nu zeg Ik vóór de maaltijd niets meer. Kijk eens naar de velen, die honger en dorst hebben omdat het vandaag juist zo warm is! Daarom moeten ze nu eerst worden verkwikt en helemaal gesterkt, want dan komt geestelijk al het andere ook wel weer!'
«« 61 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.