Maria in de grot. Jozef zoekt te Bethlehem een vroedvrouw. Wondere ervaring van Jozef. Getuigenis van de natuur. Jozef ontmoet een vroedvrouw

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 15 / 302 »»
[1] Toen dat noodbed klaar was, bracht Jozef vlug Maria in de grot; zij nam op het noodbed plaats, en bij de houding, die zij zich daarop kon veroorloven, vond zij onmid­dellijk wat verlichting.
[2] Nu Maria dus op dat bed wat gerieflijker liggen kon, zei Jozef tot zijn zoons:
[3] 'De twee oudsten moeten nu bij Maria gaan waken, en in geval van nood moeten jullie haar zo goed mogelijk helpen, ...vooral jij Joël! Jij hebt immers door de relatie die je met mijn vriend te Nazareth onderhoudt, al wat kijk op dit soort dingen gekregen. ..!'
[4] De andere drie moesten de os en de ezel verzorgen en de kar in de grot onderbrengen; die was daar namelijk ruim genoeg voor .
[5] Na alles zo redelijk mogelijk te hebben geregeld, zei Jozef te­gen Maria: 'Nu ga ik de berg op om in deze stad, die mijn vader­stad is, een vroedvrouw te zoe­ken. Die breng ik dan mee, zodat zi j jou de nodige hulp kan ver­lenen!'
[6] Hierna ging Jozef vlug de grot uit. Inmiddels was het al vrij Iaat geworden, zodat de eerste sterren al aan de hemel te zien waren...
[7] Maar, welke wondere din­gen Jozef allemaal beleefde toen hij de grot verliet, dat kunnen we Jozef beter met diens eigen woor­den laten vertellen, zoals hij dat deed aan zi jn zonen toen hi j met de vroedvrouw die hij vond, in de grot terugkeerde, waar Maria in­middels reeds gebaard had! (zie noot 30).
[8] Dat verslag van Jozef dan luidde als volgt: 'Kinderen, wij staan aan de vooravond van grote gebeurtenissen! Nu begin ik iets te begrijpen van die Stem, die ik op de vooravond van ons vertrek heb beluisterd! Werkelijk, ware de Heer niet echt met ons, zij het ook onzichtbaar, dan zouden er on­mogelijk dingen gebeurd kunnen zijn, zo wonderlijk als ik ze zojuist heb zien gebeuren! ...
[9] Luistert! Toen ik daarjuist naar buiten stapte om weg te gaan, leek het net alsof ik niet liep! Ik zag de opkomende volle maan en de sterren, zowel de op­komende als de ondergaande, al­lemaal stilstaan! De maan kwam niet los van de horizon en de ster­ren wilden er niet achter verdwij­nen! ...
[10] Ook zag ik meerdere zwer­men vogels op de boomtakken zit­ten, die allemaal in deze richting keken, terwi jl ze -zoals ze dat ook doen bij opkomende aardbevin­gen -hun vleugels lieten trillen. Ze bleken niet te verjagen te zijn, noch door te schreeuwen, noch ook door met stenen te gooien!
[11] Verder over de vlakte rondkijkend zag ik vlakbij een groepje werklui rondom een schaal met voedsel gezeten. Enke­len van hen hielden hun hand on­beweeglijk in die schaal, maar konden er niets uitnemen.
[12] En zij, die al eerder iets uit de schaal hadden genomen, kon­den dat niet naar hun mond bren­gen om het te verorberen; zij kon­den hun mond niet eens openen! Zij hielden hun gezicht en hun blikken zonder uitzondering om­hoog gericht. .., als zagen zij aan de hemel boven hen grootse din­gen gebeuren!
[13] En ik zag ook schapen, door herders geweid. Maar die schapen stonden onbeweeglijk stil, terwijl ook een hand, die een herder geheven had om achter­blijvers op te jagen, als versteend omhoog geheven bleef; kennelijk kon de herder hem niet bewegen!
[14] En ook zag ik nog een grote kudde bokken, die hun snuiten boven de waterrand hielden, maar drinken konden ze niet; ze leken wel helemaal verstard te zijn!
[15] En er was ook nog een beekje, met een sterk verval van de berg neerkomend. Maar zijn water stroomde niet omlaag het dal in, maar het stond­ of hing ­stil in zijn bedding! Het leek wel of op de aardbodem alles plotseling levenloos was geworden. ..; je zag geen enkele beweging!
[16] Maar toen ik daar nu stond of liep - terwijl ik zelf niet eens wist of ik liep dan wel stilstond! ­zag ik eindelijk toch iets levends:
[17] Er kwam namelijk een vrouw bergafwaarts, die precies op mij aankoerste, en ze vroeg: "Man, waar wil jij zo Iaat nog naar toe?"
[18] Ik zei haar dat ik een vroed­vrouw zocht omdat er in de grot een vrouw moest baren.
[19] De vrouw vroeg nu weer of zij van het Volk Israël was, en ik zei: "Ja mevrouw, ik en zij, we zijn beiden uit Israël: David was onze vader!"
[20] Nu vroeg de vrouw verder: "Wie is zij, die in de grot wil be­vallen? Is zij Uw vrouw of een familielid, ...of is 't een meis­je. ....? "
[21] Ik gaf haar ten antwoord: "Sinds kort - alleen voor God en de hogepriester -is zij mijn vrouw. Maar toen ze zwanger werd, was zij nog niet mijn vrouw. Ze werd mij namelijk door een goddelijk getuigenis vanuit de Tempel in bescherming gegeven. Ze was in de Tempel, ja in het Allerheiligste, opgevoed.
[22] Maar U moet U over haar zwangerschap niet verwonderen, want Wat in haar leeft is op won­derbare wijze verwekt door Gods Heilige Geest!" De vrouw hoorde daar verbaasd van op en zei: "Man, zeg liever de waarheid!" maar ik heb geantwoord: "Kom. zie, en overtuig U met uw eigen ogen!" ,
«« 15 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.