Cyrenius betuigt de Heer zijn liefde. Hij wordt dan op de proef gesteld. De dood van Tullia en Cyrenius' diepe rouw. Terechte verwijten van het teleurgestelde Kindje. Goede uitwerking op Cyrenius

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 188 / 302 »»
[1] Toen Cyrenius die aardbol op­nieuw aandachtig begon te bestu­deren, wilde het Kindje liever op eigen benen staan en op de heuvel wat heen en weer huppelen.
[2] Uiterst zachtjes zette Cyre­nius het Kindje dus op de grond, waarbij hij zei:
[3] 'O mijn Leven, mijn Heil, mijn Alles. .., alleen uit mijn handen laat ik Je vrij, - stoffelijk, lichamelijk ­
[4] maar uit mijn hart: nooit meer! Want daar woon Jij al­leen. ..: ja Jij alleen bent mijn Liefde !
[5] Werkelijk, als ik Jou, mijn Heiland, als ik Jou maar heb, dan is de hele wereld, met al zijn schat­ten voor mij van nul en gener waarde!'
[6] Nu stond het Kindje op, keerde Zich weer tot Cyrenius en zei:
[7] 'Nu moet Ik dan toch weer bij je zijn, omdat je zo veel van Mij houdt, alhoewel Ik toch graag wat zou hebben rondgehuppeld!
[8] Weet je, als jij zo onafge­broken naar de kleine aarde zou zijn blijven kijken, dan zou Ik Me bij jouw echt wel een beetje zijn gaan vervelen!
[9] Maar nu je je hart en al je aandacht weer helemaal op Mij hebt gevestigd, nu moet Ik wel bij je blijven en kan Ik Me niet van je scheiden!
[10] Maar lieve Cyrenius, wat zal je vrouw daar wel van zeggen; ze heeft vast wel gehoord dat je nu nog alleen van Mij houdt!'
[11] Cyrenius sprak: 'Heer, als ik U maar heb, wat zal ik dan nog talen naar mijn vrouwen naar de hele wereld? Daar geef ik immers nog geen duit om!
[12] O mijn Jezus, welke zalig­heid zou er dan nog groter kunnen zijn dan alleen deze: U boven alles te beminnen en wederkerig door U te worden bemind!?
[13] Ik zou Tullia dan ook liever versmaden, zoals je je van een zwerm sprinkhanen afkeert, dan dat ik ook maar een haartje zou willen afwijken van de liefde tot U!'
[14] Maar nu zei het Kindje: 'Cyrenius, denk je dat je ook standvastig zou blijven, als Ik je eens een beetje op de proef zou stellen?'
[15] En Cyrenius antwoordde: Als ik op mijn ogenblikkelijke gevoelens afga, dan zou ik zeggen: U zou de Aarde onder mijn voe­ten mogen doen verpulveren, en Tullia­ als dat al mogelijk zou zijn -duizendmaal van mij mogen wegnemen. ..: mijn liefde tot U zou er niét minder door worden!'
[16] Op dit moment sloeg Tul­lia, als door een beroerte getrof­fen, tegen de grond en was vol­komen dood.
[17] Alle aanwezigen schrokken geweldig. Onmiddellijk kwam men met gegist citroensap aan­dragen en met koud water om haar weer bij te brengen,
[18] maar alle moeite was tever­geefs: want Tullia was dood!
[19] Toen Cyrenius nu moest vaststellen dat Tullia werkelijk dood was, verborg hij zijn gezicht in zijn handen en werd hij diep bedroefd!
[20] En nu vroeg het Kindje aan de treurende Cyrenius: 'Maar Cy­renius toch, wat is er nu met je aan de hand? Nog bestaat de wereld en je vrouw is ook nog lang geen duizendmaal gestorven, zoals je wenste dat gebeuren mocht. ..en toch treur je alsof je alles op aarde had verloren !
[21] Heb je Mij dan niet meer, precies als tevoren?! Mij, Die toch alles voor je betekende?! Hoe kun je dan nu zo verschrikkelijk treu­rig zijn?'
[22] Cyrenius zuchtte diep en sprak op klagelijke toon: 'O Heer , blijkbaar wist ik niet hoe dierbaar Tullia voor mij was, zolang ik haar bezat; Ik merkte pas wat zij voor mij betekende, doordat ik haar verloor!
[23] Daarom treur ik en ik zal wel mijn leven lang om haar blij­ven treuren, omdat zij voor mij zo'n edele en trouwe echtgenote was!'
[24] Nu zuchtte het Kindje diep en zei: 'O wat zijn jullie toch wis­pelturige mensen, en hoe weinig standvastigheid is er in jullie har­ten!
[25] Als jullie al zo bent in Mijn aanwezigheid, hoe zullen jullie dan wel zijn als Ik niet bij jullie zal zijn?
[26] Cyrenius, wat betekende Ik een paar minuten geleden nog voor jou, en wat nu?
[27] Voor Mi j en voor iedereen verberg je je gezicht, en je hart is zozeer vervuld van droefheid, dat je Mijn stem nauwelijks kunt ho­ren.
[28] Maar Ik zeg je: Zo ben je Mij nog niet waard.
[29] Want wie nog meer houdt van zijn vrouw dan van Mij, die is Mij nog niet waardig, omdat Ik immers meer waard ben dan een vrouw, die door Mijn Macht werd geschapen!
[30] Ik raad je derhalve: denk voortaan beter na, voordat je iets beweert, anders zul je Mijn aan­gezicht op deze Aarde niet meer aanschouwen! ,
[31] Vervolgens ging het Kindje naar Jozef toe en zei tegen hem: Jozef, Iaat de dode naar het ka­mertje brengen en op een doods­bed leggen.
[32] Maar Jozef vroeg: 'Maar Zoontje toch, wordt ze nooit weer levend?'
[33] Het Kindje antwoordde: 'Vraag Me dat niet, want Mijn tijd is nog lang niet aangebroken. Doe liever wat Ik je zei!
[34] Die vrouw was namelijk ja­loers op Mij, toen Cyrenius Mij zijn liefde betuigde. Het is die ja­loezie en die afgunst, die haar zo plotseling hebben gedood! Je moet Me verder liever maar niets vragen, maar laat haar in het ka­mertje op bed leggen; want ze is echt dood!'
[35] Jozef liet het lijk dus direct naar huis dragen en een rustbed klaarmaken, waarop het lijk ver­volgens werd neergelegd.
[36] Nu ging iedereen naar Cy­renius toe om hem te troosten we­gens dat plotselinge verlies van zijn vrouw.
[37] Maar Cyrenius nam zijn handen al weer vlug van zijn ogen, richtte zich op als een ware held en zei:
[38] 'Beste vrienden, jullie be­hoeven mij helemaal niet te troos­ten: ik heb alreeds troost gevon­den in mijn eigen hart !
[39] Iets beters kunnen jullie mij toch niet geven!
[40] Immers het was hier, dat de Heer mij deze vrouw op wonder­bare wijze gegeven heeft, en het is hier, dat Hij mij haar weer ont­nomen heeft; Hij alleen is de Heer van alle Leven!
[41] Wij moeten Hem dan ook alles opofferen. Zijn Naam zij ge­loofd en geprezen in eeuwigheid!
[42] Het is weliswaar een harde slag voor mijn vleselijke hart, maar des te levenwekkender is die slag voor mijn geest!
[43] Want daardoor heeft de Heer mij vrij gemaakt, en nu be­hoor ik Hem helemaal en uitslui­tend, nu ik van alle aardse banden ben bevrijd. En nu is Hij alleen de Heilige bewoner van mijn hart! Jullie moeten mij dus niet troos­ten; Hij alleen is nu mijn Troost voor eeuwig!'
[44] ' Amen, zo zij het voor eeu­wig, , zei het Kindje, dat nu weer bij Cyrenius terugkwam.
[45] ' Als een ademtocht zullen ze vergaan, de jaren, waarin wij hier nog zullen werken. Maar daarna zul je voor eeuwig daar zijn, waar Ik zal zijn met al dege­nen, die Mij zullen liefhebben zo­als jij! Zo zij het eeuwig, eeuwig, eeuwig!"
«« 188 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.