Hevige berisping van Maria en Cyrenius aan Jozef. Jozef in het nauw gedreven begint het Kindje te roepen

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 213 / 302 »»
[1] Toen het Kindje en Jacob een­maal buiten waren, zei Maria te­gen Jozef:
[2] 'Luister eens naar mij, lieve gemaal en Vader Jozef: vaak ben je toch wel wat al te streng tegen het goddelijke Kind!
[3] Wat kun je nu verwachten van een gewoon mensenkind van twee jaar en vier maanden?
[4] Wie stelt er nu zo'n dreumes onder zo'n strenge tucht?
[5] Tegen dit Kind aller kinde­ren ben jij zo verschrikkelijk streng, als was Het al God weet hoe oud en rijp!
[6] En kijk, dat lijkt mij vrese­lijk onbillijk! Enerzijds houd je mateloos veel meer van Hem dan van wie ook, anderzijds ben je soms zo streng tegen Hem, dat het lijkt alsof je helemaal niet van Hem houdt!'
[7] Onmiddellijk vielen Cyreni­us, Jonatha, Eudokia en Maro­nius Pilla nu Maria bij.
[8] En Cyrenius voegde daar nog nadrukkelijk aan toe: 'Vriend, soms weet ik werkelijk niet wat ik aan je heb!
[9] De ene keer beleer je mi j om in het Kindje zelf het allerhoogste Godswezen te erkennen,
[10] en dan, onmiddellijk daar­na verg je van het Kindje, dat Het een God moet aanbidden!
[11] Vertel mij eens hoe dat te rijmen is!? Als het Kindje Zelf God is, hoe kan Het dan nog tot een God bidden? ...Lijkt zo'n eis jou dan zelf ook niet een beetje onzinnig? !
[12] En gesteld nu, dat het Kindje niet Dat is, als Wat ik Het nu zonder enige twijfel erken en aanbid,
[13] dan nog vind ik dat jouw eisen aan een amper aan de wieg ontgroeid kind toch wel wat dwaas lijken!
[14] Wie kan er nu van een kind van twee en een kwart jaar een serieus gebed eisen?
[15] Houd me dus maar ten goede dat ik als heiden tegen je zeg:
[16] Beste vriend, je moet wel driedubbel blind zijn, als je niet in staat bent om het Kindje altijd de­zelfde waardigheid toe te kennen! !
[17] Werkelijk, ditmaal zal ook ik geen hap door mijn keel krijgen voordat het Kindje met Zijn Ja­cob Zich hier naast mij zal hebben gezet!
[18] Ja, is het dan soms niet be­lachelijk dat je God de Heer eerst om zegen over de spijzen smeekt, om dan diezelfde God en Heer van tafel te sturen, omdat Hij niet op de manier, die jij je hebt aange­wend gebeden heeft?
[19] Daarom heeft het Kindje je natuurlijk gevraagd tot wie Het dan eigenlijk zou moeten bid­den. ..en tot wie jij bidt, en tot wie Jacob moet bidden!!
[20] Maar jij hebt, dacht ik, niet begrepen, wat het Kindje daar­mee tegen je heeft willen zeggen!'
[21] Deze zeer rake opmerkin­gen troffen Jozef diep in zijn hart. Hij ging dán ook naar buiten om het Kindje en Jacob terug te ha­len.
[22] Maar hij riep Jacob en het Kindje tevergeefs; zij hadden zich namelijk vlug uit de voeten ge­maakt. ..maar waarheen, dat wist niemand.
«« 213 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.