Piras Zacheüs, de onderwijzer, wil het Kindje op zijn school hebben om daardoor zelf roem te kunnen oogsten. Jozef raadt de onderwijzer aan om het Kindje eerst te testen, waarna Jezus deze huichelaar te schande maakt

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 287 / 302 »»
[1] Toen Jozef na ongeveer drie maanden het karwei in het dorp had afgemaakt, kwam bij hem een zekere Piras Zacheüs uit de stad op bezoek, waarbij hij tevens voor het eerst kennismaakte met het Kindje, waarover hij al heel wat had gehoord.
[2] Eigenlijk was hij veel meer vanwege het Kindje gekomen, al zei hij dat niet.
[3] Deze Piras Zacheüs was na­melijk in de stad een tweede onderwijzer, die weinig leerlingen had, maar die niettemin de stellige overtuiging had, de beste te zijn.
[4] En waarom kwam hij dan heimelijk vanwege het Kindje bij Jozef?
[5] Wel, omdat hij dacht: 'Dit moet een uiterst begaafde jongen zijn;
[6] ik wil trachten die op mijn school te krijgen, zodat -door diens vlotte vorderingen mijn leerlingen meer opvallen dan die van mijn mededinger!'
[7] Hij hield zich dan ook voor­namelijk met het Jezuskind bezig. Hij stelde Hem allerlei vragen, waarop hij dan steeds het meest afdoende antwoord kreeg, het­geen hem hogelijk verwonderde.
[8] Nadat hij het Knaapje op deze manier had uitgehoord, wendde Piras Zacheüs zich tot Jozef en zei:
[9] ' Broeder, die kleine van jou heeft voor zijn leeftijd een buiten­gewoon verstand. Echt, ik meen het: je hebt een geweldig pienter jochie;
[10] het is jammer dat hij nog niet kan lezen en schrijven!
[11] Zou je hem niet bij mij op school willen doen, om hem bij mij te laten Ieren lezen en schrij­ven?
[12] Ik zal hem dan ook nog les geven in alle andere vakken, op­dat hij ook de Ouden leert kennen en bewonderen, en hen eren als zijn grootouders en ouders!
[13] Dan zou hij tegelijk kun­nen Ieren om zijn speelgenootjes te vriend te houden, want, naar verluidt, gaat hij daar nogal eens onbarmhartig mee om!
[14] En hij kan dan ten slot te ook de Wet van Mozes nog Ieren en de geschiedenis van het Gods­volk, alsook Gods Wijsheid bij de profeten!'
[15] Jozef gaf die onderwijzer ten antwoord: 'Dat vind ik best, vriend en broeder! Maar vóórdat jij die jongen van mij op jouw school neemt, moet je hem, in het bijzijn van enkele hier aanwezige getuigen eerst eens een kleine proef afnemen.
[16] Je zoudt Hem bijvoorbeeld eens alle letters kunnen voorzeg­gen en de lettertekens duidelijk uitleggen, om Hem dan daarover vragen te stellen.
[17] Op die manier zul je dan uit hetgeen de jongen van jouw toe­lichting heeft opgestoken, het bes­te kunnen beoordelen, hoe het met Zijn talenten is gesteld!'
[18] De onderwijzer deed zulks nu direct. Hij zegde Hem de let­ters van Alpha tot Omega duide­lijk voor, en verklaarde daarbij zo goed hij maar enigszins kon de let­tertekens.
[19] Maar Jezus keek de onder­wijzer verbaasd aan, en toen die Hem vragen begon te stellen, zei Hij:
[20] 'Lelijke huichelaar van een onderwijzer! Hoe zoudt u nu aan uw leerlingen de letter Beta kun­nen Ieren, terwijl u zelf de bete­kenis van de letter Alpha nog nooit hebt begrepen?!
[21] Als u Mij de Alpha kunt uitleggen naar de maatstaven van de ware Wijsheid, dan zal Ik ook geloven wat u Mij over de letter Beta zult vertellen!
[22] Maar om u te doen inzien, dat Ik er geen behoefte aan heb om van u de letters te Ieren wat hun bouw, noch ook wat hun be­tekenis betreft, zal Ik u de ware betekenis van de letters wel even uitleggen!'
[23] En nu begon de kleine Je­zus het gehele alfabet uitvoerig aan de onthutste onderwijzer uit de doeken te doen en hem boven­dien ijverig steeds tussendoor te vragen of hij het wel begrepen had!
[24] Maar elk antwoord van de onderwijzer kwam zo dom en on­toereikend over diens lippen, dat alle aanwezigen in schaterlachen uitbarstten.
[25] Toen de onderwijzer nu be­sefte hoe verbazingwekkend de wijsheid van het Kindje was, en tevens, hoe hij daar te schande was gemaakt, stond hij op en zei tegen de aanwezigen:
[26] 'Wee mij, arme stumper die ik ben! Ik ben volledig de kluts kwijt, zelf heb ik mij te schande en tot voorwerp van spot gemaakt! Ik heb mezelf schade berokkend door te willen dat dit Knaapje op mijn school zou komen!
[27] Broeder Jozef, wees zo goed de jongen bij mij vandaan te halen, want Zijn strenge blik en Zijn indringende taal houd ik niet langer uit!
[28] Deze jongen kan beslist geen aardse oorsprong hebben! Met Zijn wijsheid zal Hij nog wa­ter en vuur aan banden weten te leggen!
[29] Iedereen mag mij voortaan een nar noemen, als dit Kind niet lang voor de schepping geboren is! Alleen Jehova kan weten, wat voor een schoot Het heeft gedra­gen en welke moeder Het heeft gevoed!
[30] Wee mij! Ik ben immers al een nar; ik kwam om een leerling te werven, maar een leraar heb ik aangetroffen, Wiens geest ik nooit zal kunnen evenaren! Vrienden, o voelt met mij de schande, die ik gevoel! Een grijsaard is door een jongetje voor gek gezet. ..dit zal nog mijn dood gaan worden!
[31] Daarom nogmaals Jozef, haal die jongen bij mij weg! Hij moet wel iets geweldigs zijn: als Hij geen god is, moet Hij een en­gel zijn!'
[32] Nu begonnen alle aanwezi­gen de onderwijzer te troosten; want nu hij zo in nood was hadden zij medelijden met hem gekregen.
«« 287 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.