Jozefs angstig gebed tot de Heer. De Perzische karavanen voor de grot. De hoofdman verbaasd. Goede getuigenis van de drie wijzen over het Kind, en de waarschuwing voor Herodes (14 september 1843)

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 29 / 302 »»
[1] De middag was al gekomen, maar de hoofdman liet ditmaal verstek gaan. Met angstige gevoe­lens telde Jozef de minuten, maar de hoofdman kwam niet te voor­schijn.
[2] Daarom wendde Jozef zich tot de Heer met deze woorden: 'Mijn God en mijn Heer, ik bid U, maak mij toch niet zo bang, want ik ben aloud en zwak in al mijn ledematen.
[3] Geef mij, door middel van een boodschap wat ik moet doen, sterkte, opdat ik niet te schande worde voor het aanschijn van alle zonen Israëls!'
[4] Toen Jozef zo gebeden had, kwam de hoofdman bijna buiten adem aangerend; hij richtte zich tot Jozef:
[5] 'Man van mijn allerhoogste achting, ik ben zojuist terug van een mars, die ik zelf met een heel legioen heb gemaakt tot op bijna een derde van de weg naar Jeruza­lem om toch maar iets van die Per­zen gewaar te worden.
[6] Ook heb ik overal spionnen opgesteld, maar tot dusverre kon ik niets ontdekken. Maar houd je rustig, want als ze komen, moeten ze wel op de door mij uitgezette posten stoten!
[7] Het zal hun niet gemakkelijk gelukken om ergens door te bre­ken en tot hier te komen, voordat ze door mi j zijn uitgehoord en op de proef gesteld. Daarom ga ik er nu maar weer dadelijk vandoor om de wachtposten nog te ver­sterken. Tot vanavond!'
[8] Nu rende de hoofdman weer weg en Jozef loofde God en zei tegen zijn zoons: 'Zet nu het eten maar op tafel, en jij, Salome, vraag aan Maria of ze mee aan tafel wil eten of dat ze haar eten op bed gebracht wil hebben.
[9] Maria kwam echter in beste stemming haar tent uit, het Kindje op de arm, en zei: 'Ik ben sterk genoeg om samen met jullie aan tafel te eten, alleen moet het krib­betje hierheen gehaald worden voor het Kindje.'
[10] Jozef was daar blij om en hij zette de beste hapjes voor Ma­ria klaar. Daarna loofden ze God de Heer, aten en dronken.
[11] Maar ze waren amper klaar met eten, toen voor de grot op­eens een geweldig lawaai ont­stond. Jozef stuurde Joël om te kijken wat er aan de hand was.
[12] Toen Joël bij de deur naar buiten keek (de uitgang was im­mers afgeschot), zag hij een enor­me Perzische karavaan met bela­den kamelen. Angstig zei hij:
[13] 'Om Godswil, vader Jozef, wij zijn verloren! De Perzen zijn er toch, en met veel kamelen, een hele stoet!
[14] Ze slaan hun tenten op en ze omringen onze grot in een grote kring. Drie leiders, getooid met goud, zilver en edelstenen, zijn bezig met het leeghalen van gou­den tassen. Ze maken aanstal­ten hierheen te komen, de grot in...
[15] Door deze mededelingen was Jozef nauwelijks in staat een woord uit te brengen. Met moeite kreeg hij over zijn lippen: 'Heer, wees een arme zondaar genadig. Ja, nu zijn we verloren.' Maria nam vlug het Kindje en snelde naar haar tent, terwijl ze riep: 'Over mijn lijk alleen zullen ze Het mij kunnen afnemen!'
[16] Nu ging Jozef, door zijn zoons begeleid naar de deur en keek, verdekt opgesteld, naar wat de Perzen aan het doen waren.
[17] Toen hij nu de grote kara­vanen en de opgeslagen tenten zag, sloeg hem de schrik om het hart. Hartstochtelijk begon hij de Heer te smeken, dat Hij hem toch ook ditmaal weer uit deze ernstige bedreiging zou redden.
[18] Terwijl hij daar nu zo stond te bidden en smeken, zie, daar kwam de hoofdman -van top tot teen in wapenrusting - begeleid door wel duizend soldaten opda­gen. Hij stelde zijn soldaten aan beide zijden van de ingang van de grot op.
[19] Zelf liep hij op de magiërs toe en vroeg hen met welk doel zij - en zo helemaal onopgemerkt ­tot hier hadden kunnen ko­men...
[20] Hun gelijkluidende ant­woorden waren: 'Houdt u ons alstublieft niet voor vijanden! U ziet wij dragen geen wapens, noch openlijk, noch ook in het verbor­gene!
[21] Wij zijn sterrenkundigen uit Perzië. Een oude profetische uitspraak in onze heilige boeken zegt, dat er in deze tijd voor de joden een Koning der Koningen zal worden geboren, en Zijn ge­boorte zal door een ster worden betekend...
[22] En er staat bij, dat al de­genen, die die ster zullen ontdek­ken zich op reis moeten begeven en trekken, waarheen de machti­ge ster hen leiden zal; want daar waar die ster stil zal blijven staan, zullen ze de Heiland van deze we­reld vinden.
[23] U ziet -en iedereen kan dat zelfs op klaarlichte dag constate­ren -de ster staat inderdaad stil boven deze stal! Hij was onze gids hierheen, maar boven deze stal bleef hij staan, waaruit wij conclu­deren dat wij ongetwijfeld de plaats hebben bereikt, waar dat Wonder van alle wonderen in le­venden lijve verblijf houdt: een pasgeboren Kind, een Koning der Koningen, de Heer aller Heersers in eeuwigheid!
[24] Naar Hem komen wij kij­ken, Hem moeten wij aanbidden en onze hoogste eer betuigen! Verspert U ons dus alstublieft niet de weg, want voor ons is het zeker dat het geen kwade ster was, die ons hierheen heeft geleid!'
[25] Nu keek ook de hoofdman omhoog naar de ster en was daar hogelijk verbaasd over, want niet alleen stond deze bijzonder laag, maar ook was haar licht bijna even sterk als het gewone licht van de zon!
[26] Toen de hoofdman zich van dit alles had overtuigd zei hij tot het drietal: 'Nu, goed dan! Naar hetgeen U zegt, en gezien de ster concludeer ik dat U met goede bedoelingen naar hier gekomen bent, ...maar ik zie nog niet in, wat U voordien bij Herodes in Je­ruzalem moest doen; heeft de ster U ook daarheen de weg gewe­zen? ..
[27] Waarom heeft jullie won­dere gids jullie eigenlijk niet rechtstreeks hierheen geleid, als, naar het eruit ziet, Uw plaats van bestemming met zekerheid hier is? ...Hierop zult U mij nog moe­ten antwoorden, anders komt U niet in die grot!'
[28] De drie zeiden nu: 'Dat moge de grote God weten! Het moet ongetwijfeld in Zijn plan be­sloten liggen, want geen van ons is ooit van plan geweest om Jeruza­lem ook maar op afstand te nade­ren!
[29] En, om U de waarheid te zeggen: die mensen in Jeruzalem bevielen ons allerminst en met name Herodes niet! Maar toen wij er eenmaal waren moesten we, omdat de aandacht van de hele stad op ons gevestigd was, wel no­de laten weten wat ons reisdoel was!
[30] De priesters gaven ons hun inlichtingen via hun vorst, die ons trouwens verzocht heeft om hem over die te vinden koning nader te informeren, zodat ook hij de nieu­we koning zijn hulde zou kunnen komen betuigen. ,
[31] Maar nu zei de hoofdman: 'Onder geen beding zult U dat mogen doen, want ik ken de plan­nen van die vorst! Nog liever houd ik U vast als gijzelaars ! ...Maar ik zal nu eerst naar binnen gaan om met de vader van het Kind over U te spreken. ,
«« 29 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.