Het opbreken voor de vlucht. Jozefs onderhoud met Salome. Afscheid van de hoofdman. Het vertrek. Vrijgeleide naar Cyre­nius. Jozefs route. Incident met rovers. Aankomst in Tyrus bij Cyrenius. Cyrenius troost en helpt hen (26 september 1843)

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 34 / 302 »»
[1] Na dit gesprek van Jozef met de hoofdman zei Jozef tegen zijn zoons: 'Maak je vlug klaar en be­pak de vrachtezels.
[2] Zadel de zes nieuwe ezels voor mij en voor jullie zelf, en de oude beproefde voor Maria. Neem zoveel mogelijk leeftocht mee. De os en de ossewagen laten we hier voor de vroedvrouw, als een aandenken en als beloning voor haar zorg en toewijding voor ons.'
[3] De os en de ossewagen wer­den dus door de vroedvrouw in­derdaad in bezit genomen; ze werden nadien nooit meer voor arbeid gebruikt!
[4] Salome vroeg ook aan Jozef of zij mee mocht.
[5] Maar Jozef moest haar wel antwoorden: 'Dat zul je zelf moe­ten beslissen; je weet dat ik arm ben en niet voor je kan zorgen. Als je als dienstbode mee zou wil­len;gaan, zou ik je zelfs geen loon kunnen betalen.
[6] Alleen als je beschikt over eigen middelen, en als je mij dan daarmee kunt helpen in ons le­vensonderhoud te voorzien, mag je ons volgen. ,
[7] Salome nu weer: 'Luister zoon van de grote koning David: niet slechts voor mij alleen, maar voor je hele gezin, zou mijn ver­mogen wel gedurende honderd jaar voldoende zijn!
[8] Want ik ben rijker aan aard­se goederen dan je wel denken zoudt. Als je nog een uur wacht zal ik, met schatten beladen reis­klaar staan.
[9] Maar Jozef bracht daar vlug tegenin: 'Maar Salome, bedenk toch eens dat je nog een jonge weduwe bent, en dat je moeder bent: Je zoudt dus ook je beide zoons mee moeten nemen.
[10] Daaraan zou je nog een he­leboel werk hebben, terwijl ik geen minuut te verliezen heb! ... Binnen drie uur kan Herodes hier al binnentrekken, zijn voorposten en voorlopers al wel binnen een uur! ...
[11] Je zult dus wel begrijpen, dat het voor mij onmogelijk is om op jouw voorbereidingen te wach­ten.
[12] Daarom vind ik dat je er beter aan doet hier te blijven, zo­dat ik door jou niet word opge­houden. Als ik -als het God be­lieft -ooit terugkom, dan ga ik weer te Nazareth wonen.
[13] Maar, als je me nog een dienst zou willen bewijzen, ga dan bij gelegenheid eens naar Na­zareth en pacht mijn grond er dan voor nog drie tot zeven jaren of 10 jaren bij, dan komt die tenminste niet in vreemde handen!'
[14] Nu deed Salome afstand van haar verlangen, en ze nam er genoegen mee om voor de uitvoe­ring van deze vertrouwensop­dracht te mogen zorgen.
[15] Jozef omhelsde vervolgens de hoofdman en zegende hem. Daarna riep hij Maria toe om met het Kind je op haar rijdier plaats te nemen.
[16] Toen nu alles klaar was voor het vertrek, zei de hoofdman tegen Jozef: 'Meest achtenswaar­dige van alle mannen, die ik ken, zal ik je met het Kindje en Diens Moeder ooit nog eens terugzien?'
[17] Jozef gaf hem ten ant­woord: 'Over nauwelijks drie ja­ren zal ik, zowel als het Kind en Zijn Moeder je opnieuw begroe­ten, reken daar gerust op. En nu vertrekken we. Amen. 
[18] Jozef zette zich nu op zijn lastdier, terwijl zijn zoons zijn voorbeeld volgden. Hij greep ver­volgens de teugels van Maria 's ezel en leidde hem de grot uit, inmiddels de Heer lovende!
[19] Ze hadden het grondgebied van de stad al achter zich, toen Jozef een flinke menigte uit de stad zag naderen, die het vertrek van het Borelingske wilde gade­slaan. De terugkerende vroed­vrouwen de geldwisselaar hadden namelijk verteld, dat dat ging ge­beuren.
[20] Die nieuwsgierigheid kwam voor Jozef echter zeer on­gelegen, dus bad hij de Heer om hen zo gauw mogelijk te onttrek­ken aan de nieuwsgierigheid van die nutteloze menigte.
[21] Zijn gebed werd aanstonds zeer duidelijk verhoord, want on­middellijk viel er een dichte nevel over de gehele stad, zodat nie­mand nog meer dan vijf meter voor zich uit kon zien.
[22] Teleurgesteld trok het volk zich nu weer in de stad terug. Zo kon Jozef, geleid door de hoofd­man en Salome, toch ongezien het nabijgelegen gebergte bereiken.
[23] Toen ze het grensgebied tussen Judea en Syrië naderden, overhandigde de hoofdman aan Jozef een vrijgeleide, bestemd voor de landvoogd Cyrenius, want die voerde het opperbevel over Syrië.
[24] Dankend nam Jozef dit in ontvangst, waarbij de hoofdman hem nog toevoegde: 'Cyrenius is zoveel als een broer voor mij; meer behoef ik je dus niet te zeg­gen! Goede reis, en kom gezond weerom!' Vervolgens maakten de hoofdman en Salome rechtsom­keert, terwijl Jozef in de naam des Heren verder trok.
[25] Tegen het middaguur had Jozef het hoogste punt van het bergplateau, op een afstand van twaalf uren gaans vanaf Bethle­hem al bereikt; dit bergplateau lag in Celesyrië, al veilig op Syrisch gebied dus.
[26] Jozef moest deze tamelijk grote omweg wel nemen, omdat er vanuit Palestina geen directe en veilige verbindingsweg naar Egypte bestond (zie noot 34).
[27] Jozefs reisroute was als volgt: De eerste dag bereikte hij de omgeving van het stadje Bostra, waar hij overnachtte, de Heer dankte en loofde. Het was daar, dat er rovers opdoken om hen te bestelen. ..
[28] Maar toen die het Kindje zagen, vielen ze uit eerbied plat ter aarde en aanbaden Het! Met de schrik in hun benen schoten ze daarna weer terug het gebergte in.
[29] De volgende dag trok Jozef andermaal over een fors gebergte om des avonds in de buurt van Paneia te arriveren, een plaatsje dat in de noordelijke grensstreek tussen Palestina en Syrië ligt.
[30] Van daaruit bereikte hij de derde dag de provincie Fenicië en kwam in het gebied van Tyrus, waar hij zich de volgende dag met zijn vrijgeleide naar Cyrenius be­gaf. Die hield toen namelijk voor staatszaken juist te Tyrus verblijf.
[31] Cyrenius bood allervrien­delijkst onderdak aan en vroeg wat hij verder nog voor hem zou kunnen doen.
[32] Jozef vertrouwde hem nu toe, dat hij veilig naar Egypte zou willen komen. Maar Cyrenius ant­woordde hem: .Beste man, je hebt een enorme omweg gemaakt, want Egypte ligt veel dichter bij Palestina dan Fenicië! Je zou dus nu weer dwars door Palestina moeten, namelijk van hier naar Samaria, dan naar Joppe en Aska­Ion. En vandaar naar Gaza, dan naar Gerar en vervolgens naar Pe­lusa.'
[33] Nu werd Jozef erg treurig, dat hij zich zo verschrikkelijk ver­gist had. Dit wekte Cyrenius' me­delijden op, hij zei: 'Beste man, je nood gaat mij ter harte. Welis­waar ben je een jood, dus voor ons Romeinen een vijand, maar omdat mijn broeder, die voor mij alles betekent, je zo graag mag, daarom wilook ik je een vrien­dendienst bewijzen.
[34] Morgen vaart er een klein maar veilig schip van hier naar Ostracine! Daarmee kun je in drie dagen in Egypte zijn. Als je name­lijk in Ostracine bent, ben je te­vens in Egypte! Niettemin zal ik je dan ook nog een vrijgeleide ge­ven, opdat je ongehinderd in Os­tracine kunt verblijven en je je daar ook het nodige zult kunnen aanschaffen. Maar voor vandaag ben je mijn gast; laat je bagage dus maar binnen brengen.'
«« 34 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.