Het doel van het aardse leven

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 118 / 187 »»
[1] Toen die vijf dat uit Asmahaëls mond hadden gehoord, stond Seth te midden van hen op en zei: "Kinderen, dat is de wortel van het leven en het enig zekere kenmerk ervan in ons dat wij dat leven waarlijk in ons bezitten en derhalve niet meer naar de geest dood zijn, indien wij volgens Asmahaëls heilige woord, heel duidelijk de Levende in ons lerend en troostend waarnemen.
[2] Waarlijk, een steen of een ander dood voorwerp is daar in eeuwigheid niet toe in staat! Of kan de dode zich aan de dode openbaren?!
[3] Hoe kan de ene met begrijpelijke woorden onderricht geven en de andere dode dat aanhoren en begrijpen en zich er uiteindelijk naar richten?!
[4] Ook al wilde de levende woorden aan een dode verspillen, wat voor nut zullen die voor hem hebben, omdat hij ze immers toch onmogelijk horen kan?!
[5] Wij leven weliswaar in een stoffelijk lichaam. Maar dit leven is alleen aan ons gegeven als een wekker, opdat daardoor de eeuwig levende liefde voor God in ons hart gewekt zal mogen worden; want ofschoon zulke liefde aan ons allen is gegeven, is zij echter toch alleen maar aan ons gegeven als een slapende bruid, die wij vooraf in ons door de onschatbare genade van het uiterlijke leven moeten wekken, opdat zij dan als het eigenlijke, ware leven in ons, eerst van het Leven van alle leven zal leren te leven in alle vrijheid, macht en kracht, ons uiterlijke leven in zich op zal nemen en wij dan met en in haar, zoals zij in God, een en hetzelfde eeuwige leven worden.
[6] In het uiterlijke leven kunnen wij volgens de bestaande vormen denken en wel van beeld tot beeld en van de ene zaak en handeling naar de andere. Maar al dit denken is niet ons werk; want de Heer heeft immers ons woonhuis zo ingericht dat daarin van alles te vinden is. Wat er zich in bevindt, bespeuren wij immers duidelijk door onze gedachten! Maar is dat alleen maar voor het huis of voor het leven van de geest aan ons gegeven?
[7] Zie, dat is een heel andere vraag! Maar ik denk dat de gedachten zijn als zoekenden die voortdurend zoeken en die gewoonlijk niets vinden wanneer zij zich te ver verwijderen van de plaats waar het leven verborgen rust.
[8] De juiste gedachten moeten niet opvliegen als een gier, maar moeten net als een grasmus onder de groene bladeren van de planten het glinsterende wormpje zoeken; en daar waar de groene schaduw van het gras het donkerst wordt of waar het meest . vaste vertrouwen is, daar zal het wormpje zich zeker ophouden en ook te vinden zijn.
[9] O Asmahaël, zie, zo heb ik het opgevat! Als ik zo geloof, dan zal ik toch wel het leven vinden en mijn kinderen met mij? Als het Uw wil is, laat U het mij toch in ieder geval weten! Amen."
[10] Meteen daarop vroeg Asmahaël aan Seth: "Luister, Seth! Als jij nu goed gesproken hebt, zeg Me dan waar die woorden vandaan kwamen! Maar als je gelooft daarbij op een dwaalweg te zijn, waartoe pijnig je dan vergeefs je longen en je tong zolang?"
[11] Waarop Seth antwoordde: "O Asmahaël, wie is er dan in staat om zonder U ook maar één woord over zijn lippen te brengen?!
[12] U bent ook in staat om uit stenen en uit verscheurende dieren woorden des levens te verkondigen; waarom zou U dat dan niet door mijn mond doen, die U daartoe hebt geschapen?
[13] Maar ik bedoel, het is niet een en hetzelfde, te spreken en ook reeds ten volle te begrijpen wat men heeft gezegd, want U gaf ons allen toch op weg van de middag naar de avond liefdevol voldoende te verstaan, hoe weinig wij allen van datgene begrepen hadden wat wij elkaar reeds gedurende lange tijd hadden voorgehouden.
[14] Vandaar dat ik nu dan ook geloof uit U de volle waarheid gesproken te hebben; maar of ik die ook volkomen begrijp, O Asmahaël, dat zult U toch zeker het allerbeste weten! Wees daarom genadig en laat het me weten in Uw liefde en erbarmen! Amen."
[15] En Asmahaël antwoordde Seth als volgt: "Luister Seth! Jouw woord is een waar woord; want het is een woord uit Mij. Iedereen echter met een deemoedig hart die spreekt uit naam van Mijn wil en dat niet doet uit wat voor tijdelijke beweegredenen of zelfzuchtige interesse ook, maar alleen uit liefde tot Mij en daaruit tot zijn broeder, - waarlijk, niet één klank zal er over zijn lippen komen, die niet uit Mij zal zijn! Maar diegene die weliswaar ook uit Mijn naam spreekt, maar daarbij zijn oog verheft boven dat van zijn broeder en zijn hart hebzuchtig laat verzinken in de voren van de aarde, - waarlijk, die is als een giftige heester, omdat hij evenals deze het goddelijke liefdeslicht en zijn alles levendmakende warmte binnenin zich omzet in wat verderfelijk en dodelijk is, in plaats van in het ontluikende en het eeuwig levend makende!
[16] Maar als je reeds je slapende bruid gewekt hebt, omdat je in staat was zo te spreken, dan rest jou toch immers niets anders meer dan er naar te handelen. Handel er dus naar, dan zul je een worden met jezelf en zodoende ook met Mij, en dat geldt ook voor allen die net als jij zullen handelen! Amen. Begrijp dat, amen!"
«« 118 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.