Adams aanwijzingen voor de komende sabbat

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 145 / 187 »»
[1] Toen nu alle vaderen en omstanders intussen hadden gemerkt dat Emmanuël niet meer onder hen verkeerde, maar dat Zijn wezen zo geheel en al verdween alsof er van Hem nooit iets aanwezig was geweest, werden allen, op Henoch na, treurig en wisselden weinig woorden met elkaar. Pas toen de zon al een flink eind was gedaald, kwam Adam tot bezinning en zei:
[2] "Kinderen, wat hebben wij hier nog te doen nu Diegene die Jehova Emmanuël Abba is en heilig, boven alles heilig is, niet meer zichtbaar in ons midden verkeert?!
[3] Ga daarom naar de kinderen toe en nodig hen uit voor de sabbat van morgen en kom dan meteen weer terug, opdat wij dan vlug kunnen opbreken en ons naar de hoogte, ons vaderland kunnen haasten!
[4] Maar jullie, Jura, Bhusin en Ohorion en ook jij Abedam, moeten voortaan in ons midden blijven, als het je bij ons bevalt! Maar, zoals je nu zelf duidelijk uit de mond van de Allerhoogste gehoord hebt, is iedereen volledig vrij en dus zijn jullie dat ook wat mij betreft, die de aardse vader ben van jullie allen. Je mag doen wat je bevalt en je hoeft niet bang te zijn om door het ene, noch door het andere te winnen of te verliezen, maar laat alleen je vrije wil je in alle dingen leiden en laat het woord van de Heer en Zijn eeuwige liefde jullie aller leidster zijn op alle wegen en paden, en laat dat allesbepalend zijn in je leven! Amen."
[5] En onmiddellijk gingen Enos, Kenan, Mahalaleël en Jared heen en nodigden de kinderen van de middernacht uit om op de sabbat van morgen op de hoogte bij het offeren te verschijnen.
[6] Jura wendde zich echter tot Adam en zei: "Vader, zie, het is voor ons allen een onuitsprekelijk grote vreugde dat je ons uitgenodigd hebt om weer op de hoogte bij jou te mogen verblijven; maar hier is een dringende vraag te stellen: wat kan ons verblijf op de heilige hoogte voor nut hebben en wat zal er met onze kinderen gebeuren?
[7] In jullie midden is Henoch nu een levende priester van de Heer. Zie, onze kinderen hebben niemand behalve ons, die reeds zijn gewekt; daarom willen wij ook dat voor hen zijn - zij het ook in niet zo'n volmaakte zin -, wat Henoch vanuit Emmanuël nu is voor jullie en na jullie ook voor ons allen.
[8] Ons leven lang willen wij daarvan gebruik maken, vandaar dat wij niet zelden op de hoogte zullen komen om daar in je midden voor ons en onze kinderen nieuwe warmte en nieuw licht op te doen. En zodoende zullen wij hier blijven; maar morgen, lang voor zonsopgang willen wij voor jouw woning een loflied voor de Heer aanheffen! Amen."
[9] En Adam antwoordde hen: "Zo zij het, en moge de zegen van de Heer, alsmede die van mij en ons allen, jullie begeleiden en sterken! Amen."
[10] Daarna wendde hij zich tot Abedam en vroeg hem wat hij dacht te doen.
[11] En Abedam gaf hem zeer zachtmoedig geheel hetzelfde ten antwoord. En Adam en alle anderen loofden hem om zijn trouwen Henoch ging naar hem toe en zei het volgende tegen hem:
[12] "Luister Abedam, de weg is je bekend! De wil van de Heer is jouw wil, Zijn liefde schikt zich naar jou. Al je kinderen zijn nog blind. Zie, de Heer heeft je niet voor niets gewekt; haast je daarom naar de jouwen en breng hen allen de blijde boodschap en verzwijg niets en zeg tegen allen luid en met de kracht van de liefde, wat de Heer allemaal aan ons allen gedaan heeft!
[13] Wees gegroet, lieve broeder in de Heer en in Adam, voor nu en voor eeuwig! Amen."
«« 145 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.