De vijf dochters van Zuriël

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 180 / 187 »»
[1] En meteen begaven zij zich naar de kinderen van Kisehel die, door bovenmatig grote eerbied aangegrepen, eveneens nog voorover op de aarde lagen en oprecht in hun harten baden en Mij keer op keer loofden.
[2] Toen zij ook weldra daar aankwamen, ging de hoge Abedam direct naar hen toe en sprak tot hen:
[3] "Sta allemaal op, kinderen van Kisehel en van Kisehels broeders tezamen met de moeders! Want Ik, voor wie je terneerligt, ben Zelf naar jullie toegekomen, verhuld als je gelijke en wil nu dat je op zult staan tot het leven der liefde uit Mij!
[4] Waarlijk, degenen die opstaan wanneer Ik hen roep, zullen opstaan tot het leven en zullen de dood nooit, ja eeuwig nooit proeven!
[5] Maar wie Mijn roep niet zullen volgen, die zullen voorgoed blijven liggen! Sta daarom nu verheugd en vrij op! Amen."
[6] En onmiddellijk stonden zij allemaal op en weenden overweldigd door vreugde; want zij herkenden dadelijk Degene die hen op liet staan en loofden en prezen Hem met hun van liefde vervulde harten.
[7] Daaronder bevonden zich ook vijf meisjes, die achterkleindochters van Kisehel waren. Zij waren van een bijzondere schoonheid, en op een leeftijd van dertig tot veertig jaar had nog geen van hen een man, ofschoon ze wel een groot aantal aanbidders hadden. Want hun bescheiden, vrome vader leerde hen Mij te zoeken en alleen Mij lief te hebben. Als zij dat zouden doen, zei hij dikwijls tegen hen, zou Jehova hen wel op de juiste tijd voortreffelijke mannen geven, waaraan zij grote vreugde beleven zouden, misschien zelfs zonen uit Adam's hoofdstam.
[8] (Want dat werd door hen die niet daartoe behoorden veel hoger aangeslagen dan heden ten dage een keizerlijke kroonprins.)
[9] Door zo'n goede leer geleid, beminden deze vijf meisjes Jehova hoe langer hoe meer, ondanks hun voor de oertijd nog zeer prille jeugd.
[10] Ik liet hen daarom van tijd tot tijd Mijn liefde zeer diep voelen en daardoor waren zij dan ook op een onopvallende manier geheel op Mij, hun Jehova, verliefd en wensten nooit hun harten van Mij af te wenden, maar hun grote verlangen naar Mij groeide van dag tot dag, ja dikwijls van uur tot uur.
[11] Zij hielden ook van elkaar en waren bijna onafscheidelijk en wel zo, dat de ene deed wat de anderen ook deden, en de anderen deden wat de ene deed.
[12] Alles wat zij ook maar bekeken, bekoorde hen; want zij zagen in alles een dierbaar aandenken aan hun enige Geliefde.
[13] In het bijzonder als zij een of andere nieuw, heel bijzonder bloemetje vonden, moest dat al zeer beslist door Mij voor hen bestemd zijn geweest! Maar dan raakten zij ook weer helemaal buiten zichzelf; onmiddellijk plukten zij dan met grote, van liefde sidderende eerbied het bloempje en repten zich daarmee vol vreugde naar hun vader en lieten hem zien wat voor een wonderschoon geschenk hun heilige Geliefde hen alweer geschonken had. Daarover verheugde hun vader zich dan ook in hoge mate en dankte Mij ook altijd diep in zijn hart, dat Ik zijn lieve kinderen voor menig onkuise benadering door mannelijke wellust behoed had. En na de volbrachte dank droeg hij hen wederom aan Mij op en bad Mij vurig om vol genade en erbarmen met Mijn liefde de harten van zijn dochters nog meer tot Mij te trekken, welk verzoek Ik onder deze omstandigheden zeker niet onvervuld voorbij heb laten gaan.
[14] En zo groeiden deze vijf meisjes zuiver in Mijn liefde op en werden daardoor ook steeds mooier en verrukkelijker en lieflijker, zowel geestelijk als lichamelijk. Ja, hun schoonheid was zo groot, dat alle huidige aardse schonen ten opzichte van hen niet eens een klein dauwdruppeltje uit zouden maken, ook al zouden zij tot één geheel verenigd kunnen worden; want vanwege hun grote liefde tot Mij liet Ik hen ook, voorzover dat lichamelijk maar mogelijk is, echt volslagen hemels mooi worden, daarom werden zij ook door iedereen 'De mooie kinderen van de liefde' (Allurahelli) genoemd.
[15] Na deze voorafgaande mededeling kan een ieder zich enigermate een idee vormen hoe het deze vijf meisjes te moede was, toen zij in Abedam hun zo vurig beminde Jehova zagen.
[16] Indien hun vader hen niet tegen had gehouden, zouden zij zich in vuur en vlam op Hem hebben gestort.
[17] Omdat Abedam hun sinds lange tijd beproefde liefde zeker zeer duidelijk zag, zei Hij tegen de vader van de meisjes:
[18] "Luister, Zuriël, diegenen die bij Mij willen komen, behoor jij niet tegen te houden! Of ben Ik niet Degene die jij je dochters als enige leerde liefhebben?! Laat hen daarom bij Mij komen en houd hen niet tegen!"
[19] En de vrome Zuriël leidde onmiddellijk, vervuld van de grootste eerbied, zijn dochters naar Abedam, knielde voor Hem neer (want het was zijn eerbiedige gewoonte te knielen als hij tot Mij bad) en hij zei:
[20] "O Jehova, Gij allerheiligste Vader van alle mensen en Schepper van alle dingen, zie mij genadig aan en hoor het gestamel van mijn mond!
[21] Zie, degenen die ik U reeds vanaf hun kindsheid ieder uur heb opgedragen en wier harten ik met Uw genade tot U heb geleid, O Jehova, deze geschenken aan mij breng ik U, ik de meest onwaardige, nu weer terug als een naar mijn beste weten zo rein mogelijk offer, gepaard met de innigste dank uit mijn hart, omdat U mij, de meest onwaardige, waardig hebt bevonden mij een dergelijke heerlijke gave toe te vertrouwen!
[22] Ik hoop U een U welgevallig offer aangeboden te hebben!
[23] O Jehova, wees genadig en barmhartig voor mij arme zondaar! O Jehova, Uw heilige wil geschiede voor eeuwig! Amen."
[24] En de hoge Abedam antwoordde Zuriël: "Luister Zuriël, blind en stom was de gave toen zij door Mijn hand in de schoot van jouw vrouw werd gelegd en onrein en onzuiver aanschouwde zij het licht van de aarde! Volgens Mijn wil heb jij haar gereinigd met alle vlijt van je hart en hebt voor Mij vijf sierlijke levensboompjes gekweekt, die zeer spoedig in Mijn hof de heerlijkste vruchten zullen dragen, - wees daarvan verzekerd!
[25] De jongste zal Ik voor de gehele aarde zegenen en haar nakomelingen zullen het grote einde van alle dingen zien. Door de anderen zal evenwel het kunstzinnig werken van de geest gezegend zijn; want er zullen tijden komen, waarin je de kunsten nodig zult hebben en zij zullen een zegen zijn voor degenen die ze wijs zullen benutten, - maar zij zullen ook een gericht zijn voor hen die ze ten eigen bate aan zullen wenden.
[26] Jij, Zuriël zult de dood in eeuwigheid niet smaken! Zie, nu heb Ik je geest vrij gemaakt van het vlees, opdat hij heer zal zijn in zijn vleselijke huis en daar naar believen kan uit- en ingaan; maar je zult je huis niet eerder geheel verlaten dan totdat Ik je zal laten roepen.
[27] Ik zeg je: in het rijk van het licht der liefde zul jij eens met al de jouwen de mooiste woning hebben, waarlijk, nog mooier dan alle zichtbare hemelen en groter dan deze; maar blijf met de jouwen nu bij Mij! Amen."
[28] En Abedam sprak verder tot de vijf die Hem liefhadden, hen als het ware vragend: "Allurahelli! Hoe beval Ik jullie? Ben je tevreden met Mij? Hebben jullie je Mij wel zo voorgesteld, als je in je liefde tot Mij Mijn tekenen op de velden zocht?"
[29] En de vijf, die nauwelijks durfden opkijken, antwoordden met van liefde bevende stemmen: "O Gij eeuwig enige voorwerp van onze liefde, U doorziet immers onze harten; voor zo' n genade van U zijn wij toch veel te onwaardig!
[30] O Jehova, U alleen, U geheel alleen bent immers onze hoop, U alleen de geliefde van onze harten!
[31] Waar hebben wij het dan aan verdiend dat U Zich door ons zo allergenadigst liet beminnen? Alleen dat al erkennen wij immers in alle deemoed reeds als de grootste zegen!
[32] O Jehova, als wij U slechts mochten aanraken en op zijn minst alleen maar Uw hand aan ons hart mochten drukken!"
[33] En Abedam stond hen toe bij Hem te komen en liet Zich door hen omarmen en zei tegen hen:
[34] "Na Eva zijn jullie de eersten die Mij mogen aanraken! Daar je Mij echter reeds hebt omhelsd, wil Ik ook jullie omsluiten met de hand die eens hemel en aarde vormde en je tot het eeuwige leven kussen met de mond, die eens, evenals nu, alle dingen liet ontstaan!
[35] Blijf daarom ook bij Mij en volg Mij nu naar Adam op de morgenhoogte! Amen."
«« 180 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.