Het verdrag van de Heer met Kaïn

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 21 / 187 »»
[1] En zie, toen kwam Kaïn, die in grote vrees verkeerde, tot rust. De wolk verdween en hij huilde tranen van berouwen ging weg om voedsel voor de zijnen te zoeken en dacht er over na, hoe ver hij zich van het paradijs verwijderd had en nu de liefde van de Heer geheel verloren had en in de harde werkelijkheid van de gerechtigheid was uitgestoten, staande op de drempel van Gods gericht. En terwijl hij zo dacht, vergoot hij steeds meer tranen van berouwen het werd hem steeds duidelijker hoe enorm groot zijn schuld tegenover God wel moest zijn en hij dacht er ook over na of het dan toch nog op de een of andere manier mogelijk zou zijn, ooit ook maar het allerkleinste beetje liefde te verwerven.
[2] En zo overdacht hij van alles. En zie, vervuld van al deze gedachten kwam hij met de zijnen bij een rijkelijk met vruchten beladen braamstruik; en daar zij allemaal geweldige trek in eten hadden, wilden zij zich meteen op de struik werpen om naar hartelust daarvan te genieten.
[3] Maar zie, toen kwam er een juiste gedachte in Kaïn op en hij zei tegen zijn familie: "O mijn vrouwen mijn kinderen, trekken jullie je handen, die je al te voorbarig naar dit rijke voedsel hebt uitgestoken, snel terug; want wij weten nog niet of dit het leven of de dood bevat! Laat ons daarom eerst op de grond neervallen en voor God onze grote schuld bekennen, en laat ons Hem in het stof van onze onmacht vragen of hij deze vrucht vooraf genadig zou willen zegenen; en indien Hij dat misschien toch vanuit Zijn grote erbarmen zal doen, moeten wij onwaardigen Hem van tevoren eerst bedanken en pas dan kunnen wij met angst en beven ons met mate daaraan verzadigen."
[4] En zie, toen traden allen enige passen achteruit, weg van de struik en deden volgens de wil en het juiste inzicht van Kaïn, die luid voor hen allen bad en wenend zei: "O allerrechtvaardigste, grote, heilige God, kijk genadig neer op ons wormen die voor U, Almachtige, in het stof van de machteloosheid liggen en die vanwege hun grote schuld hun ogen niet durven opslaan naar Uw onuitsprekelijke heiligheid! O denk aan onze zwakheid en laat ons arme, berouwvolle, grote zondaars niet te gronde gaan!
[5] Zie, deze struik voor ons schijnt een goede vrucht te dragen die geschikt is om als maal te dienen voor ons zondaars; maar wij vertrouwen het niet er van te eten, omdat wij door onze grote boosheid blind geworden zijn en daardoor niet meer kunnen zien of de dood of het leven daarin huist.
[6] Wilt U ons daarom genadig aangeven wat het voor een soort vrucht is, opdat wij dan pas werkelijk tot U bidden kunnen, of U, O Rechtvaardige, het gif van de slang eraan zou willen onttrekken en er dan slechts een kleine dauwdruppel van Uw zegen op zou willen laten vallen, opdat wij niet verloren gaan. O Heer, Gij rechtvaardige, Gij heilige, verhoor, verhoor, verhoor onze zwakke bede!"
[7] En zie, een gloeiend rode wolk kwam van de bergen het dal in zweven boven de struik; en hieruit sloeg met veel lawaai een krachtige bliksemstraal in de struik. En zie, een grote slang kwam er sissend uit te voorschijn en ging met opengesperde muil op Kaïn af, die daar mateloos van schrok. Maar zie, de bliksem liet de slang niet met rust en dreef haar met grote snelheid het hete zand van de wijde woestijn in; en toen zij geheel uit het gezicht van Kaïn verdwenen was, wendde deze zijn gelaat weer naar de struik en dankte God in stilte voor de genadige redding uit de grootste van alle gevaren.
[8] En zie, toen zag hij ook, hoe uit de vurige wolk grote druppels op de struik begonnen te vallen, zodat de aarde rondom wijd en zijd bevochtigd werd.
[9] En Kaïn en de zijnen zagen de grote vrijgevigheid van de Heer en hij viel met heel zijn familie nogmaals neer en dankte God vanuit het diepst van zijn hart voor zulke grote weldaden en zei, in tranen badend: "O Heer, Uw rechtvaardigheid is groot en onbegrijpelijk, - maar hoe groot moet Uw liefde dan wel zijn, dat U nog in staat bent de zware zondaar met Uw grote weldaden te gedenken, O Gij eeuwige Liefde! Hoe groot moet de boosheid wel zijn, die U ooit zou kunnen miskennen!"
[10] En zie, toen liet zich uit deze nog van zegen druipende wolk een stem horen, die de volgende verstaanbare woorden sprak: "Luister, Kaïn! Ik heb mijn gerechtigheid veranderd in liefde; de liefde zal echter slechts heersen onder diegenen die haar in de toekomst niet alleen in nood en benardheid zoeken, maar ook in hun blijheid en vrijheid.
[11] Zie, Ik wil je een tijdslimiet stellen van tweeduizend jaar en gedurende die tijd zal niemand ooit getroffen worden door Mijn gerechtigheid; en uit deze gerechtigheid zal Ik een groot vat maken en het boven de sterren plaatsen - en uit Mijn liefde zal Ik een tweede vat maken en dat onder de aarde plaatsen. En zo kunnen jullie doen, wat je wilt: indien jullie kwaad doen, dan zullen je daden het vat van de gerechtigheid vullen en als het vol zal zijn, zal het op alle plaatsen barsten en het gehele gewicht zal over alle boosdoeners uitgestort worden en zij zullen allen gedood worden; maar indien het vat van de liefde, dat onder de aarde is, leeg zal blijven, zal het de doden opnemen voor een lange, zuiverende kwelling. En diegenen die zich laten reinigen zullen naar de sterren verplaatst worden voor een lange strijd; degenen echter die zich in hun innerlijke boosheid zullen verharden, zullen te zijner tijd onder de bodem van dit vat geworpen worden en er zal een eeuwig gehuil en een eeuwig tandengeknars zijn tengevolge van Gods toorn.
[12] En ga nu naar de door de zegen bevochtigde struik en eet daarvan om je honger te stillen en denk er daarbij steeds aan, van wie deze gave is!
[13] En jullie moeten je uitbreiden over het laagland; maar laat niemand van jullie het wagen één voet te zetten op de bergen, want de toppen zijn heilig en zijn bestemd om door Mijn kinderen bewoond te worden! Degene van jullie die dit gebod ooit zal overtreden, en dat geldt ook voor alle tamme dieren die je later aan je ondergeschikt zult maken, zal een prooi worden voor de daar steeds huizende waakzame dieren - zoals beren, wolven, hyena's, leeuwen, tijgers en ook grote, levende slangen, die beneden aan de voet van de berg zullen huizen.
[14] Alleen als iemand van jullie heel vroom zou worden en de vuurproef van Mijn liefde zou doorstaan, zal het hem toegestaan worden in het binnenste van de berg door te dringen om daar erts en ijzer te vergaren en daaruit werktuigen te maken, al naargelang jullie die nodig zullen hebben.
[15] En nu eet, bevrucht elkaar en vermeerder zowel het mannelijke als het vrouwelijke geslacht, en weer de zaden van de slang af door je gerechtvaardigde vrees voor Mij, want Ik ben God, de Eeuwige, Gerechte en Heilige, amen!"
«« 21 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.