De spijziging van de armen. Seth en zijn dubbelganger. De Heer spreekt Zijn zegen uit over het maal. De dank van Horadal

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 103 / 280 »»
[1] Na deze woorden wendde Abedam Zich tot Seth en zei tegen hem: 'Broeder, laatje kinderen spijs en drank halen voor deze drievoudig armen, die ook drievoudig honger en dorst lijden, opdat zij in de juiste mate gesterkt zullen worden om verder te trekken naar het voor hen bestemde land!
[2] Want zie, op de handlangers van de bevelhebber met hun vrouwen en kinderen na, hebben alle anderen, enkele duizenden in getal, sedert drie dagen niets anders gegeten dan wat zuur gras en enkele bittere, wilde wortels uit het bos!
[3] Ik heb medelijden met dit volk; laten wij hen verzadigen.
[4] Jij zorgt voor de spijzen en de drank en vult daar tien korven mee; en voor de gepaste zegen zal Ik dan zorg dragen. Laat het zo geschieden!'
[5] Met een diep ontroerd hart dankte Seth Abedam voor deze opdracht en ging toen heen om de wil van Abedam te voltrekken.
[6] Maar wat was hij verbaasd toen hij, na nauwelijks enkele schreden van de hoogte te zijn afgedaald, zijn kinderen reeds met tien vol geladen korven tegemoet zag snellen!
[7] Hier bleef hij staan en legde wenend van opperste vreugde zijn handen kruiselings over zijn borst en in deze houding wachtte hij op zijn kinderen.
[8] Toen ze bij hem gekomen waren vroeg hij hen vol liefde en vreugde in zijn hart:
[9] 'Mijn lieve kinderen! Waarlijk, mijn vreugde kent van louter hemelse volheid geen grenzen meer, nu jullie al hier zijn met datgene waarvoor ik door de heilige Vader hiernaartoe gestuurd ben.
[10] Maar zeg me, welke engel uit de hemel heeft jullie die opdracht gegeven nog voordat ik jullie de wil van de Allerheiligste kon meedelen?!'
[11] En de dragers antwoordden: 'Luister vader, hoe kun je ons nu zo'n vraag stellen, terwijl je ons toch zelf de opdracht gaf om dat te doen?
[12] En nadat je ons dat verzocht had ging je immers voor ons uit hiernaartoe, waar je ons nu hebt opgewacht, precies zoals je het gezegd hebt!'
[13] Na dat antwoord vouwde de vrome Seth vol grote vreugde zijn handen boven zijn hoofd samen en zei met een diep ontroerde, luide stem:
[14] 'O heilige Vader Abedam Jehova, de Allerhoogste! Wat voor dingen en verschijnselen zijn er toch voor U met het grootste gemak allemaal mogelijk!
[15] U kunt de mens zelfs op zo'n wijze in tweeën delen dat beide delen volledig zijn zonder iets van elkaar te weten en toch elk deel in een en dezelfde geest kan handelen!
[16] Kinderen, zie, dat is alweer een nieuwe wonderbaarlijke daad van de allerhoogste, heiligste en meest liefdevolle Vader!
[17] Loof, bemin en prijs Hem daarom uit alle macht; want Zijn goedheid kent geen grenzen en Zijn erbarmen is eindeloos!
[18] Hemel en aarde zijn vervuld van Zijn zegen en Zijn genade; Zijn heilige naam zij daarom ten hoogste geprezen!
[19] O Vader, Vader, hoe oneindig goed bent U!'
[20] Toen Seth dit uitriep, was Abedam ook al bij hem en zei met ontroerend zachte stem:
[21] 'Geliefde broeder Seth, zie, de armen verlangen al naar onze gaven; laten wij daarom vlug naar hen toe gaan!
[22] Wees ervan verzekerd, dat je Mij nu volkomen liefhebt; want Ik geef je immers dit getuigenis!
[23] En zo ben je volkomen een man naar Mijn hart; laat ons dus nu vooreerst onze liefdesdaden uitvoeren!
[24] Pas als dat allemaal gedaan is zullen wij aan elkaar een geheel en al ware liefdesverklaring afleggen! Amen.'
[25] En dadelijk begaven zij zich met de dragers naar de kinderen uit de diepte.
[26] Daar aangekomen, liet Abedam de korven voor Horadal neerzetten en regende deze.
[27] Na deze handeling overhandigde Hij hem de korven en zei tegen hem, Horadal:
[28] 'Neem deze spijs en deze drank aan en laat allen hiervan eten en drinken. Wat er overblijft kunnen jullie meenemen, zodat jullie voor vandaag zijn voorzien!
[29] Maar morgen en in de verdere toekomst zal de aarde voor jullie zorgen vanuit Mijn grote voorraad die zij bevat, zolang jullie je aan Mijn gebod zullen houden, dat Ik jullie in het nieuwe land mee zal geven; eet en drink dus nu!'
[30] Toen Horadal deze grote vriendelijkheid bij Jehova bespeurde, viel hij voor de voeten van Jehova neer en riep:
[31] 'O God, grote God, U bent zo anders dan ik U moest leren kennen door zo veel hard en gruwelijk onderricht!
[32] Ik moest U als een onverbiddelijke tiran aller tirannen beschouwen, zodat het gevoel van iedere afzonderlijke vezel daartegen in opstand kwam en ik een dergelijke God in mijzelf vervloekte, in plaats van Hem te beminnen; daarom werd ik ook zelf een tiran!
[33] Maar U bent zo heel anders! In plaats van mij, daar ik U zo dikwijls belasterd heb, samen met mijn heerschaar te vernietigen, reikt U ons gezegende spijs en drank aan!
[34] O, U bent zo totaal anders, nu ik U moest leren kennen!
[35] O God, eeuwige liefde! Wat een mild gericht houdt U over onze algehele verdorvenheid!'
[36] Maar Abedam zei daarop tegen hem: 'Horadal, eet en drink nu; pas na de maaltijd zullen wij gaan spreken! Amen.'
«« 103 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.