Sethlahem maant de slechte vrouwen op de derde trap tot boete. Het verslag over de wonderbaarlijke redding van de meisjes van de eerste en tweede trap

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 174 / 280 »»
[1] In het begin verbaasden de drie zich over de list van Lamech waarmee hij hen de weg over de derde trap zo doeltreffend had versperd.
[2] Maar deze verwondering was alleen maar het gevolg van de aanblik van deze gruwelijk geslaagde versperring. Toen zij echter de jammerklacht van de vrouwen hadden gehoord, werd het voor hen steeds moeilijker en hun geweten riep steeds luider, omdat zij de meisjes van de eerste twee trappen zo afgrijselijk veroordeeld zouden hebben.
[3] En in hun geest begaven zij zich daarop met de volle kracht die in hen woonde naar de poelen, en tilden alle meisjes gereinigd en weer levend uit de moerassen en beerputten. Ze lieten hen weer bij de jammerende vrouwen komen en begonnen toen pas de volgende woorden tot de klagende vrouwen te richten, nadat Ik hun hart daarvoor weer volledig geopend had; deze keer sprak Sethlahem en zijn woorden luidden aldus:
[4] 'O jullie slechte vrouwen, zie hier, hier zijn al jullie handlangsters in de ondeugd; zij staan sidderend welbehouden voor jullie! In de poelen waren zij dood; wie heeft hen dan nu uit de ontoegankelijke moerassen, plassen en modderpoelen, gereinigd, geheeld en weer levend opgeheven en zo welbehouden hiernaartoe gebracht?
[5] Jullie geredde meisjes! Spreek tegen deze allerslechtste vrouwen en zeg wie jullie heeft gereinigd en wie jullie uit de afgrond van de dood heeft getrokken en jullie weer opnieuw tot leven heeft gebracht!'
[6] En alle meer dan honderdzestig meisjes zeiden eenstemmig: '0 luister naar ons, ongelukkige bijvrouwen van Lamech en diens knechten, waarvan hij er nog vele op na houdt, ofschoon drie dagen geleden zijn eerste knecht met de meest uitgelezen macht, die Horadal heette net als de eerste knecht, op de hoogte door de kinderen van Jehova vernietigd werd of Lamech ontrouw is geworden!
[7] Wij allen waren reeds geheel dood in de beerputten; alleen onze arme zielen zwierven vreselijk ellendig boven de moerassen, plassen en modderpoelen. Maar opeens zagen wij drie grote lichtende gedaanten onze jammerlijke verblijfplaats naderen, en we herkenden weldra in de drie grote lichte gedaanten de drie boden van Jehova.
[8] En deze boden riepen met machtige stem: `Ontwaak om te getuigen van de goddelijkheid van onze zending!' Toen stegen onze gereinigde lichamen uit de afgrond en wij werden er weer mee verenigd, werden toen door een onzichtbare macht hiernaartoe gebracht en getuigen nu voor jullie en willen het altijd bevestigen, dat deze drie grote mannen waarachtige boden van Jehova moeten zijn!'
[9] En Sethlahem zei voorts: 'Nu dan, verdorven vrouwen en waarachtige kinderen van de draak, - spreek, zoals je goeddunkt! Hoe zit het nu met jullie eerdere jammerklacht?! Zeg ons, wie gaf Lamech de raad om deze trap zo te versperren?! Hebben jullie dat niet gedaan?!
[10] Hebben jullie die kinderen niet gehuurd en velen met geweld van de arme moeders weggerukt voor dit allerschandelijkste doel?! Hebben jullie de kinderen niet met je eigen handen hier zo vastgebonden, jezelf voor de schijn met kettingen aan de trap geketend en jezelf, zonder dat Lamech jullie daartoe ook maar in het minst heeft aangezet, je borsten wellustig opengekrabd en vol rood sap gesmeerd?!
[11] Jehova heeft een tijdje verhinderd dat wij jullie gruwelijke gedaante zien; maar nu heeft Hij getoond hoe die is en wij doorzien jullie nu geheel en al in jullie volle arglistigheid! Welke jammerklacht willen jullie nu opvoeren?!
[12] Jullie hebben voorheen gevraagd aan welke hel wij ontstegen waren; maar nu vraag ik aan jullie: Uit welke hel zijn jullie dan wel geklommen, daar jullie God en Lamech voor onze ogen belasterd hebben?
[13] Wat voor mensen zijn jullie, datje Jehova en de satan tegelijkertijd vervloekt?!
[14] Wat moet er dan met jullie gebeuren, daar het huis van de draak nog veel te goed voor jullie is?! - Zeg het, vel het oordeel over jezelf!'
[15] En de vrouwen begonnen te roepen: 'Vrienden van Hem, wiens naam nooit door onze gruwelijke tong ontheiligd mag worden! Vernietig ons, vernietig ons geheel en al, want voor ons is ieder nog zo ellendig bestaan een nog veel te grote genade!'
[16] Maar Sethlahem zei daarop: 'Sta op, neem de kinderen en breng ze terug; ga dan naar de beerputten, was je met de drek en doe dan boete tot wij bij jullie zullen komen en je het rechtvaardige loon voor de werken van jullie boosheid zullen geven!
[17] Want zo zijn jullie voor elke straf en voor elke hel te slecht! Sta dus op en ga! - Jullie, geredde meisjes, ga naar jullie verblijven en kleed je aan; kom dan terug en breng ons naar Lamech! Amen.'
«« 174 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.