Hoe het geloof zich tot de liefde verhoudt, en de liefde ten opzichte van wijsheid. De gelijkenis van de maagd en de twee vrijers

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 215 / 280 »»
[1] Beiden keken nog eenmaal om zich heen alvorens ze weer van de berg afdaalden naar de stad. Onderweg vroeg Lamech aan Kisehel of hij de berg voor altijd wilde zegenen, opdat er zich in de toekomst geen ongedierte meer zou vestigen.
[2] En Kisehel deed dat, maar zei daarop tegen Lamech: 'Lieve broeder Lamech, zie, ik heb jouw wens vervuld met alle kracht en werkzame macht die de Heer mij heeft verleend!
[3] Maar de reinheid van deze berg zal toch steeds van de reinheid van jouw hart afhangen!
[4] Als jij en je nakomelingen blijven volharden in de God alleen welgevallige zuiverheid van je hart, dan zal dat ook steeds het geval zijn met deze berg; maar als je je hart door een zonde in de ogen van God verontreinigt, dan zal ook de berg weer een oude inwoner krijgen. Hetzelfde zal het geval zijn met degenen die jou zullen volgen.
[5] Wanneer je echter een slang op de berg zult zien kruipen, gedenk dan hetgeen ik je nu vanuit de Heer van de heerlijkheid heb geopenbaard, en doe boete in zak en as, en vast zolang totdat je hart wordt gereinigd! Als dat het geval zal zijn, dan zal de berg ook zijn inwoner weer verdrijven.
[6] De liefde tot de Heer is echter het grootste. Zolang je hart met de liefde tot God vervuld zal zijn, zolang zullen ook jij en je nakomelingen in het geheel niet in staat zijn in de een of andere zonde te vervallen.
[7] Maar als jouw liefde of die van een van je nakomelingen minder wordt, dan zullen jullie met enkel je geloof een zeer zwakke bescherming in je hebben tegen de macht van de zonde!
[8] Want om te leven is het lang niet voldoende om alleen te weten en te geloven en dan te zeggen: `Er is een God!' Waarlijk, dat is niet moeilijk!
[9] Maar veel moeilijker en veel meer zeggend is het een God boven alles lief te hebben, terwijl men Hem niet ziet.
[10] Wie dus God lief wil hebben, moet niet alleen weten en geloven dat Hij bestaat, maar hij moet God waarachtig in zichzelf vinden en wanneer hij God door zijn vlijtige zoeken naar Hem in Zijn werken steeds meer en meer zal leren kennen, dan zal hij Hem immers ook steeds meer moeten liefhebben, omdat hij steeds duidelijker zal beseffen dat God op Zichzelf de allerhoogste zuiverste, dat wil zeggen, de meest onzelfzuchtige liefde en de allerhoogste en allerheiligste wijsheid Zelf is!
[11] Daarom is de ware bewustwording van God de grondslag van de liefde tot Hem, en daarom moet ook ieders voornaamste streven zijn om, God te leren kennen, opdat hij dan in staat zal zijn Hem boven alles lief te hebben!
[12] Dat is dan ook het eeuwige leven, dat wij God kennen en Hem dan boven alles liefhebben; want uit de liefde van de meest goede, allerheiligste Vader zijn wij uit Hem voortgekomen en kunnen daardoor alleen door de liefde weer bij Hem terugkomen.
[13] En neem vooral nog ter harte bij deze woorden over God die mijn mond tot jouw hart spreekt, dat er twee wegen zijn die naar de Vader leiden: de ene heet de ware, ijverige herkenning van God; de andere echter heet de liefde!
[14] Nu zeg jij: `Na de voorafgaande uiteenzetting lijkt het toch dat dat geheel en al hetzelfde is, omdat aan het kennen van God immers noodzakelijkerwijs de liefde vooraf moet gaan!'
[15] Ja, zo ziet het er op het eerste gezicht wel uit; maar als wij de zaak dichter bij het licht van de geest houden, dan komt er evenwel een geweldig verschil naar voren.
[16] Opdat je nu een dergelijk belangrijk verschil des te sterker opmerkt, zal ik je dat door een gelijkluidend voorbeeld kort en helder voor ogen stellen.
[17] Stel je dus voor, er zou ergens in een verborgen deel van je grote land een buitengewoon heerlijke, mooie dochter zijn, die rijp was om door iemand tot vrouw genomen te worden! Opdat de mensen dat aan de weet zouden komen zendt zij boden uit en laat door hen in den lande bekendmaken, dat dat het geval is.
[18] Nadat dat was verkondigd, zeiden sommigen: `Wanneer er iets van waar is, dan zou zij wel zelf zijn gekomen en zich aan ons hebben getoond, opdat wij haar zouden leren kennen en uit zouden kiezen voor ons hart!
[19] Maar aangezien zij enkel door boden laat vertellen hoe heerlijk zij is, kunnen wij dat wel geloven maar evengoed ook niet.
[20] Daarbij geeft zij nog te kennen dat zij niemand haar hand zal schenken, die niet van tevoren geheel en al zal erkennen dat zij zo is als de herauten van haar gezegd hebben!
[21] Waar is dan wel de dwaas die zo'n moeite gaat doen?!'
[22] Wel, tussen de velen die over deze aankondiging minachtend deden en lachten, bevonden er zich toch twee. De ene zegt tegen zichzelf: `Ik wil er toch naartoe gaan en haar met scherpe ogen bekijken; is zij zoals de boden over haar meedeelden, dan wil ik haar ook zonder me te bedenken voor mijn hart verkiezen!'
[23] Maar de ander zegt vanuit zijn volle liefdesgloed tegen de boden: `Breng mij naar haar toe! Ik wil haar niet doorvorsen en gedurende lange tijd leren kennen, maar ik heb haar al op de vurigste wijze in mijn hart omarmd; ik bemin haar al meer dan alles in de wereld!'
[24] Als nu beiden bij deze dochter aankomen, dan zal de eerste zich spoedig ten hoogste verbazen, hij zal haar leren kennen en haar verkiezen; maar de tweede zal tegen haar zeggen: `O eindeloos heerlijke dochter van de hemelen, vergeef mij arme dwaas, want ik heb het gewaagd je eerder lief te hebben dan je te kennen en zie nu pas in hoe onwaardig mijn liefde ten aanzien van jouw hemelse wezen was! Laat mij daarom weer weggaan, opdat ik je in het verborgene uit alle macht van mijn hart kan beminnen!'
[25] Wat denk je, wie zal deze bruid haar hand geven? - Ja wel, heel zeker degene die haar reeds beminde nog eer hij haar had leren kennen.
[26] De eerste zal - om niet uit haar hemelse nabijheid te geraken – genoegen moeten nemen met haar gade te slaan als een van haar knechten, terwijl de tweede de volle zaligheid in haar armen altijd zal smaken.
[27] Zie, dat is het belangrijke verschil: Wie God liefheeft reeds voor hij Hem heeft leren kennen, die zal de volheid van het leven ontvangen; maar wie God pas daarna liefheeft, zal ook leven, - maar niet in het hart, maar in het rijk van de genade als een goed beloonde dienaar.
[28] Neem daar goede nota van, lieve broeder Lamech; want het is van het grootste belang voor het leven! En laat ons nu weer de stad binnengaan! Amen.'
«« 215 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.