Het maal in de eetzaal. Lamech wordt tot priester van zijn volk benoemd. Henochs woorden over het priesterdom en het koningschap. Het verzuimde tafelgebed. De heilige Vader maakt Zich aan Lamech bekend

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 227 / 280 »»
[1] Toen de hoge gasten de eetzaal betraden kwamen Thubalkaïn, Mura en Cural hen tegemoet: beide laatstgenoemden hadden reeds na de volledige beëindiging van hun werk nog laat op de avond de sleutel van de poort van de ringmuur aan Lamech overgedragen.
[2] Mura overhandigde de sleutel aan Lamech en verzekerde hem dat alles er reeds schitterend uitzag.
[3] Lamech nodigde beiden toen ook uit voor het ochtendmaal en zei terloops tegen Mura:
[4] 'Vriend en broeder Mura, ontsla je arbeiders nog niet; want ik zal je nog een werk laten uitvoeren!
[5] Maar blijf nu hier, dat wil zeggen bij dit gezelschap!'
[6] Mura bemerkte echter de jonge man aan de zijde van Henoch en vroeg daarop heel stilletjes aan Lamech: 'Wijze koning Lamech, zou je mij niet willen zeggen wie deze heerlijke jonge man aan Henochs zijde is!
[7] Hij ziet er zo ernstig, wijs en vriendelijk uit! Komt hij ook van de hoogte?'
[8] En Lamech antwoordde Mura: 'Mijn beste, gewaardeerde broeder! Je kunt je hiervoor beter niet tot mij wenden, want tot nu toe weet ik zelf nauwelijks iets meer over hem dan jij!
[9] Zoveel weet ik wel uit mijn waarneming en voorts uit de weloverwogen woorden van Kisehel, dat deze jonge man uitermate wijs en waarlijk vreselijk machtig is in woord en wil, en dat hij volgens de duidelijke woorden van Kisehel ook de allerhoogste heer op de hoogte is, aan wie zelfs de hogepriester Henoch ondergeschikt is, dus beslist ook een koning!
[10] Zie, dat is dan ook alles wat ik van hem weet; laat dit voorlopig genoeg zijn, totdat er misschien meer opheldering volgt, en ga nu met Cural aan een tafel zitten en eet en drink! Maar wend je ogen niet af van deze man; misschien dat jij meer aan hem kunt ontdekken dan ik!'
[11] Nu nam Lamech de sleutel aan en bracht die naar Henoch en zei hierbij ook nog tegen hem:
[12] 'Machtige vriend en enige hogepriester van de enig ware, almachtige, eeuwige God, zie, hier zijn beide sleutels bijeen! Ik draag ze aan jou over; want alleen jij behoort te openen wat van God is, dat wil zeggen, wat tot Zijn eer en Zijn lof door ons is opgericht volgens Zijn allerheiligste wil!'
[13] Maar Henoch zei tegen Lamech: 'Broeder Lamech, de Heer wil echter dat ook jij niet zozeer een koning, maar ook een priester voor je volk zult zijn, daar alleen de Heer een Heer is in alle macht, kracht en gezag sinds eeuwigheid!
[14] Behoud jij daarom ook maar de sleutels van je priesterdom, en open voor ons de tempel en de voorhof wanneer de tijd daar rijp voor is!
[15] Maar laat je dit nog bovendien gezegd zijn: Een priester is een ware broeder van de broeders volgens de orde van Gods liefde; terwijl een koning voor het volk reeds een gericht is!
[16] Wanneer volkeren ooit onder koningen zullen staan, dan zullen zij - de volkeren namelijk - ook gericht zijn! Hun land zal hen worden ontnomen en zij zullen hoge belastingen aan de koning moeten betalen; zelfs hun leven zal zijn eigendom zijn.
[17] En wie daarover zal klagen en mopperen, zal door de koning niet zelden getuchtigd worden tot op zijn laatste druppel bloed!
[18] Dan zal er veel verdriet en droefenis zijn op de hele aarde!
[19] Wees jij dus van nu af aan ook maar liever een priester dan een koning voor je volk!'
[20] En Lamech, geheel buiten zichzelf van vreugde over deze nieuwe benoeming tot het priesterschap van de Heer, zei tegen Henoch:
[21] 'Machtige vriend en hogepriester van God! Luister, als ik werkelijk een duizendvoudige koning zou zijn, zou ik alle duizend koningschappen neerleggen om daardoor een waardiger priester te kunnen zijn volgens jouw orde!'
[22] En Henoch antwoordde hem: 'Broeder, ga nu aan tafel zitten; want watje zou willen zijn, ben je al! Laat ons nu echter het maal tot ons nemen en ons sterken voor de dienst van de Heer!'
[23] Zo behield Lamech de sleutels en ging vol blijdschap aan tafel zitten en at en dronk evenals alle anderen.
[24] Maar terwijl hij het zich goed liet smaken, bedacht hij plotseling dat niemand de spijzen van tevoren op Kisehels manier had gezegend en ook had niemand God geloofd, geprezen en gedankt.
[25] Hij stond abrupt op en zei: 'O mijn geliefde vrienden en broeders! Het is ontzettend! Juist op deze dag, waarop wij reeds zo vele onuitsprekelijke weldaden van God hebben ontvangen en ook nog de grote, grote genade over ons uitgegoten zal worden, dat de Heer, de grote, almachtige God, in Zijn allerheiligste naam in onze gebouwde tempel Zijn intrek zal nemen, hebben wij allen vergeten, Hem, de heilige Gever van alle goede gaven, eerst op passende wijze te loven voordat wij ook maar het kleinste brokje in onze mond durfden te nemen!
[26] Neen, neen, wat hebben wij gedaan! Ik voor mij wil daarom liever sterven, dan gedurende drie dagen iets te eten!'
[27] Maar de Heer keek Lamech glimlachend aan, liet hem bij Zich komen en zei toen tegen hem: 'Lamech, stel dat jij een kind had, dat een volledig onbeduidende fout ten aanzien van jou begaan had; en als het kind zijn fout zou bemerken, vol vertwijfeling tegen je zou uitroepen: `Vader, het is ontzettend, - zie, ik heb een zonde tegen je begaan! Wee mij, ik zal daarom gedurende drie dagen geen hap meer eten ook al zou ik al de tweede dag van de honger sterven!';
[28] Als je dan echter tot het kind zou zeggen: `Luister, mijn geliefde kind! Het was toch maar een heel kleine, onwillekeurige vergissing; maak er geen probleem van! Kom maar hier, en heb mij lief; want ik heb immers niet gelet op je vermeende fout!', -
[29] Wat zou jij nu liever zien; dat het kind naar je toekomt en je liefkozend met tedere handen omvat, of dat het bij zijn strenge voornemen blijft?
[30] Jij zegt: `Als dat arme kind naar mij toekomt en mij liefhebbend omvat, dan zou mij dat onuitsprekelijk veel liever zijn!'
[31] Goed, zeg Ik je dan, - doe dan ook tegenover de hemelse Vader wat je als het beste voorkomt; wantje bent immers ook een kind voor Hem, en dat zal Hem vele malen aangenamer zijn dan al je vasten!'
[32] En Lamech vroeg: 'Maar waar is de heilige Vader, opdat ik naar hem toe kan gaan om te handelen zoals dat kind?'
[33] En de Heer sprak: 'Lamech, zie hier, hier staat Hij zichtbaar voor je! Ik ben de Vader, de God van hemel en aarde!'
[34] Hierop vielen allen neer, en Lamech stamelde: 'O heilige Vader! Wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig! - Laat Uw heilige wil eeuwig geschieden! Amen.'
«« 227 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.