Lamechs bange en droevige gedachten bij het altaar. De geruststellende verklaring van de Heer over het doel van de tempelorde. De zegening van het altaar

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 239 / 280 »»
[1] Na deze woorden ging Lamech naar de rechterkant van het altaar, ging daar staan met de plaat in zijn hand en keek buitengewoon bedenkelijk, wat blijk gaf van grote angst en vrees.
[2] Daar de Heer dat goed merkte, hield Hij op met de bijna begonnen zegening van het altaar en zei tegen Lamech:
[3] 'Lamech, wat is er met jou aan de hand? Wat geven je gezicht en al je gebaren nu aan dat er zich in je gemoed afspeelt?
[4] Beef je vanwege de orde die Ik aan jou geef, opdat je zult weten hoe Mijn heiligdom in stand te houden, en er niets onvoorbereids en onreins kan en mag naderen?
[5] Spreek dus, en Ik zal je genadig zijn!
[6] En Lamech antwoordde de Heer: 'O mijn Heer en mijn God! Wat moet de onmachtige worm in het stof dan nog zeggen tegen U, als U eenmaal Uw almachtige, heilige wil hebt uitgesproken?!
[7] Het betekent alleen nog maar na zo'n raadsbesluit van U: `Mens, schepsel, leef onherroepelijk daarnaar, of Ik, jouw almachtige God en Schepper, zal je ineens voor eeuwig vernietigen en verderven!'
[8] Zie, U gaf ons, arme wormen van de laagte, nu wel Uw heiligdom, en daardoor een eindeloos grote genade; maar wat zal ons dat, volgens Uw eeuwig onherroepelijke uitspraak, brengen?
[9] Niets anders dan dood, verderf, en dan een verschrikkelijk martelgericht!
[10] O, ik zou de menselijke natuur niet kennen, als ik niet wist hoe licht zij op onreine wegen geraakt! En als zulk kwaad de zwakke mens overkomt, hoe vergaat het hem dan aan de zijde van dit heiligdom?!
[11] Waarom mag ik dan alleen in de tempel, terwijl ik toch de grootste zondaar aller tijden was tegenover U, - zij die duizendmaal zuiverder zijn mogen dat zonder hun leven te verliezen niet wagen?!
[12] Dat niemand met een onzuiver hart deze tempel mag naderen, dat is niet meer dan billijk; maar wie heeft er eigenlijk een zuiver hart ten opzichte van Uw heiligheid?!
[13] En zo wacht dan iedereen die het ooit zal wagen om deze tempel te naderen, de onvermijdelijke dood!
[14] O heerlijke, heilige plaat, juichend droeg ik je naar buiten, - maar weeklagend zal ik weer naar huis terugkeren; want je bent ons armen niet tot zegen gegeven, maar tot een onverbiddelijk gericht!
[15] O Heer, ook als het op onze uiteindelijke vernietiging voorzien is, laat dan desondanks toch altijd Uw almachtige heilige wil geschieden! Amen.'
[16] Toen Lamech zo had gesproken keek de Heer hem medelijdend aan en zei tegen hem: 'O Lamech, waarachtig arme zoon van droefenis en duisternis, waarom ben je zo nodeloos bang?!
[17] Zie, wanneer Ik Mijn kinderen zo graag wilde doden, was het dan wel nodig geweest dat Ik zichtbaar in jullie midden ben gekomen?!
[18] O zie, één gedachte was genoeg geweest, en de hele schepping zou teniet zijn gegaan, alsof zij nooit zou hebben bestaan!
[19] Ik kwam immers alleen naar jullie, die geestelijk dood waren, om jullie het leven datje had verspeeld, vrijwillig vanuit Mijn grote erbarming weer geheel nieuw te brengen en jullie hier ook een gebouw te geven waarin je het verloren leven altijd weer kunt verkrijgen.
[20] Maar dat deze inrichting tot jullie heil in een zuivere orde gehouden moet worden, opdat deze kracht niet door allerlei wanorde verzwakt zal worden, - zeg Me, is dat een gericht?
[21] Wanneer Ik alleen de opperpriester toesta dit heiligdom te betreden, wat verliezen de anderen dan daarbij?
[22] Wanneer zij met liefde aan Mij hangen, werkelijk, dat is meer dan duizend van dergelijke tempels!
[23] Wie Mij liefheeft, die is al in het binnenste van de tempel, ja in het centrum van de geestelijke tempel, en zal dan ook beslist de dood niet vinden als hij met jou die tempel binnengaat.
[24] Want wie Mij liefheeft is reeds van boven en kan op iedere tijd de tempel in.
[25] Maar je kunt toch onmogelijk van Mij verlangen dat Ik jullie een tempel geef, vervuld van Mijn levende genade, om er een zwijnenstal van te maken!
[26] Daarom zal het bij Mijn eerdere uitspraak blijven, en wees er zeker van dat niemand er schade van zal ondervinden!
[27] Want Ik ben immers een Vader voor jullie allen, maar geen moordenaar!
[28] En zo zegen Ik dan dit altaar! Amen.'
«« 239 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.