De door de Heer terechtgewezen twijfelaar in gesprek met een van zijn vrienden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 262 / 280 »»
[1] Na deze indringende, levende leer maakte onze woordvoerder een diepe buiging voor de Arme en ging zwijgend terug naar zijn gezelschap. Toen hij daar aankwam, wendde hij zich tot een van zijn vrienden en stelde hem de volgende vraag:
[2] 'Beste broeder! Zeg eens eerlijk: geloof jij zonder enige twijfel dat die arme man daar het allerhoogste goddelijke Wezen Zelf is?
[3] Zeg me: wanneer je alle omstandigheden, alle eigenschappen die voor een zuivere goddelijkheid toch beslist vereist zijn, rijpelijk overweegt, stoot je dan niet op bedenkingen?
[4] Het is waar: de woorden die de man spreekt vloeien over van de diepste wijsheid, en de liefde ligt daar overal aan ten grondslag; maar als ik daarnaast weer deze ontzettend eenvoudige mens, uit wiens mond zulke heerlijke woorden komen, eens goed in het oog neem en tegen mijzelf zeg: 'Moet dat, kan dat wel God zijn, God, de oneindige, de almachtige, de eeuwige?', o zie, daar verzet mijn verstand zich te allen tijde tegen!
[5] Daarom zou ik toch graag een oordeel van jou vernemen in deze buitengewoon belangrijke aangelegenheid! Geloof je het serieus, of geloof je het alleen maar uit zuivere, ook altijd te rechtvaardigen tactische overwegingen? Zeg het me!'
[6] Waarop de ander tegen onze woordvoerder zegt: 'Luister, ons aller vriend en broeder, je weet immers nog dat ik door Lamech in de gevangenis ben geworpen, omdat ik hem absoluut niet als een God wilde erkennen!
[7] Zie, in die tijd hebben zeer velen hem niet om zuivere redenen, maar om de meest smerige politieke redenen als God erkend! Heb ik dat gedaan?
[8] Je zegt: `Zeker niet!' Maar omdat ik nu de gevangenissen heb geproefd, zou het dan nu toch pure of smerige politiek mijnerzijds zijn om de arme Man volgens Lamechs uitgesproken wil als de enig ware God van hemel en aarde te erkennen!
[9] O broeder, ik zeg je: Ook al zou Lamech mij met duizend gevangenissen hebben gedreigd om de Man als een God te erkennen, - als Hij het niet was, werkelijk, dan zou ik het nooit hebben gedaan!
[10] Integendeel, ik zou altijd eerder geneigd zijn, Lamech duizend maal te trotseren dan hem te gehoorzamen, want je weet hoe hij mij mijn vrouw en kinderen afnam en mijn vrouw tot een slavin maakte en de kinderen voor de schandelijkste prijs aan de vorsten verkocht!
[11] Luister broeder! Zo'n wond aan de vader en trouwe echtgenoot van een hoogst beminnelijke vrouw toegebracht, heelt niet door de gevangenis en ook niet door deze maaltijd!
[12] Als je dat eens goed overweegt, dan zul je ontzettend weinig berekening bij mij ontdekken!
[13] Maar wanneer ik de Man zonder twijfel als de enig ware God erken en Lamech nu alle onrecht vergeef en vast en levend geloof dat er buiten deze God eeuwig geen andere meer bestaat en ook niet kan bestaan, dan kun je wel aannemen dat ik daar een zeer goede reden voor moet hebben.
[14] En die reden is nu juist de arme Man Zelf! Leer Hem met je hart kennen - en niet met je verstand -, dan zul je in jezelf de onuitsprekelijke reden vinden, die zelf tegen je zal zeggen:
[15] Zie, deze arme Man is de grote, heilige, meest liefdevolle, hemelse Vader van alle engelen en mensen, de Schepper van alle dingen, en alle eeuwigheden en de hele oneindigheid gehoorzamen aan Zijn allerheiligste en almachtige wil!
[16] Van Zijn goddelijke zijde zou slechts de allergeringste wenk nodig zijn en de hele zichtbare schepping zou er niet meer zijn, of er zouden duizend nieuwe zonnen aan het uitspansel branden!
[17] Zie, zo is het en zal het eeuwig blijven! Dat is nu mijn reden, en ik geloof het omdat de liefde tot Hem mij dat zegt en laat zien.
[18] Heb ook jij Hem daarom boven alles lief, dan zul je het spoedig inzien; want de Vader wil liever bemind worden dan erkend. Dat is Zijn wil.
[19] De kinderen houden toch ook van hun ouders nog voor zij hen erkennen, en wij hebben daar nooit bezwaar tegen gemaakt als zou dat niet in orde zijn!
[20] Waarom zou de almachtige, goddelijke Vader dat dan ook niet van ons zo willen? Hij wil het zo; dus doe het zo, broeder! Ja, begrijp het goed! Amen.'
«« 262 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.