De door Lamech, koning der laagte, aangestoken bosbrand

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 28 / 280 »»
[1] Maar omdat Lamel meteen zag dat Henoch snel op hem toekwam en naast hem niet minder snel de hoge Abedam, liet hij de twee dadelijk los en viel voor beiden die hem tegemoetkwamen, ter aarde en loofde, prees en dankte de hoge Abedam voor de grote erbarming en de liefde die Hij zijn broer Hored en diens vrouw Naëhme deelachtig liet worden en daarna ook voor de grote genade die Hij hem betoonde, doordat Hij hem als een krachtige redder voor hen beiden had uitverkoren.
[2] Toen nu de hoge Abedam samen niet Henoch hij het drietal was aangekomen, liet Hij Lamel van de grond opstaan en zei toen tegen hem:
[3] 'Lamel, jij kent Mij en Henoch, - jouw geredde broer kent Mij niet, maar kent alleen Henoch; zijn vrouw kent noch jou noch Henoch en Mij wel het allerminst; laten wij daarom voorlopig zwijgen over ons, wie en wat wij naar waarheid zijn, en langs een andere weg de morgenhoogte van Adam bereiken en dan eerst daar tot een innerlijk herkennen komen! Amen.'
[4] Nauwelijks echter had de hoge Abedam deze toespraak beëindigd of zie, daar steeg op hetzelfde moment achter het' morgen en middagland een geweldige rook op, als was nagenoeg een kwart van de aarde in brand geraakt!
[5] Henoch wendde zich nu in stilte tot Abedam en zei tegen Hem: 'Heilige Vader! Kijk daar eens, er stijgt een geweldige rook op uit de diepte! Wat is daar aan de hand?'
[6] En Abedam antwoordde hem: 'Heb slechts korte tijd geduld en je zult je spoedig van Lamechs grote vermetele boosheid kunnen overtuigen!
[7] Zie, omdat de storm van gisteren bijzonder grote verwoestingen heeft aangericht in de tuinen van Lamech en zijn rijke kudden grote schade heeft toegebracht, zond hij nu bewapende knechten en voorzag hen van brandende fakkels om al de wouden aan te steken en daardoor de bergen tezamen met hun oorspronkelijke bewoners in de as te leggen! Zie, dat is de oorzaak van de rook!
[8] Kom echter met Mij mee naar de grote witte rots, dan zullen wij de brandstichters nog op heterdaad betrappen! Amen.'
[9] En meteen begaven de vijf aanwezige personen zich tezamen met Abedam naar de grote witte rots.
[10] Toen zij daar na korte tijd aankwamen, wees de hoge Abedam Henoch ook over de rand van een grote en hoge vooruitstekende rotswand heen de brandstichters aan in de laagte.
[11] Toen Henoch dat zag, raakte hij in vuur en vlam, zo zelfs, dat hij met luide stem tegen Abedam uitriep:
[12] 'O, Heer, die alleen door mijn hart wordt genoemd! Hebt U dan gisteren alle bliksems verbruikt?! Zie, hier zouden er uitstekend enkele duizenden te gebruiken zijn tegen deze zondaars!
[13] De worm wil zich tegen God verzetten! 0 Heer! Nu zou ik werkelijk een klein beetje gebruik willen maken van de kracht, macht en het gezag, welke U aan mij hebt verleend!
[14] O, zon, stralende grote werkplaats van de grote bliksems van de Heer, - laat er nu snel enkele duizenden krachtig knetterend op aarde neerflitsen en elk daarvan vergezeld van een nooit gehoorde donderslag, zodat de aarde tot binnen in haar grondvesten begint te trillen!'
[15] En de hoge Abedam greep Henochs hand en zei tegen hem: 'Halt, halt, Mijn geliefde Henoch! Zo vurig als die daar beneden begonnen zijn, zullen wij de zaak beslist niet aanpakken!
[16] Wij laten de bliksems deze keer maar met rust; want zie, we vieren vandaag immers de sabbat en dat is geen dag des gerichts, maar een dag van rust, van vrede en van liefde, van genade, van erbarming die daarvan uitgaat en van alle zegen uit God de Heer en Schepper van alle dingen en Vader van alle engelen en mensen!
[17] Wee echter alle schepselen, als de sabbat ooit een dag van vervloeking zou worden!
[18] Laten wij daarom ook vandaag deze blinde zondaars de berechting door vuur kwijtschelden en daarvoor in de plaats uit de wolken een werkelijk rijkelijke regen neer laten vallen over het werk van de blinde dwaasheid en boosheid, - en je kunt er verzekerd van zijn dat iedere druppel een brandende boom meer ten goede komt dan duizend bliksems op de plaats van elke druppel.
[19] Zie, voor deze keer zullen wij het vuur nog met water blussen, want de tijd van vuur om vuur is nog verre; wanneer die echter komt, wee dan de bergen, bomen, struiken en het gras van de aarde.
[20] Doch nu verder niets meer over het vuur; jij, Henoch, strek nu in Mijn naam je handen uit en gebied de wolken dat zij zich verzamelen tot een rijkelijke regen over deze reeds flink verbreide bosbrand! Doch de hoogten zullen er vrij van blijven voor vandaag, morgen en overmorgen; want dat is de tijd die bestemd is voor Mijn zichtbare tegenwoordigheid voor allen. Vervul dus nu Mijn wil in jou! Amen!'
«« 28 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.