Leidraad tot het vinden van het levende woord. De gelijkenis van het meisje en haar minnaar

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 77 / 280 »»
[1] Na deze uitleg door Abedam voelde Thuarim grote vreugde in zijn hart en wist zich van louter liefde geen raad, zo zelfs, dat hij de hand van Abedam niet meer los wilde laten.
[2] En Abedam zei tegen hem, omdat hij Zich door die liefde niet van Hem los kon maken: 'Thuarim, je hebt me waarachtig stevig vastgepakt zowel met je hart als met je handen en je bent daardoor alweer tot een nieuwe profeet verheven!
[3] Want waarlijk, waarlijk, zeg Ik jou en jullie allen die hier aanwezig zijn, wie Mij voortaan niet zoals jij zal vastgrijpen, zal de klank van Mijn stem waarschijnlijk nooit in zijn eigen hart vernemen!
[4] Bij degene die deze niet minstens één keer in dit aardse droomleven zal hebben gehoord, heeft het leven zich nog niet aangemeld en hij schommelt nog sterk tussen leven en dood.
[5] En zo betekent deze huidige liefde van jou voor Mij de ware, daadwerkelijke levende liefde. Wie Mij derhalve niet met zijn hart en ook met zijn handen door goede, Mij welgevallige werken van liefde aan zijn broeders en zusters in zijn hart gesloten heeft, diens liefde lijkt nog op een onrijpe vrucht, die nog heel gemakkelijk door een rukwind van de boom des levens geworpen kan worden voor zij en ook de kiem des levens in die vrucht rijp wordt.
[6] Wie echter de daadwerkelijke liefde heeft, is rijp en geschikt voor het eeuwige leven; want die heeft waarachtig de levende zin van Mijn bedoeling in zichzelf gevonden en dat is Mijn eeuwig levende woord. Dit woord is immers de kiem van het eeuwige leven in hem!
[7] Als iemand een meisje uitverkoren heeft, opdat zij zijn vrouw zal worden en hij bemint haar weliswaar heimelijk in zijn hart en houdt ervan haar zo nu en dan toe te lachen, maar om haar zijn hand te reiken, wil hij steeds uitstellen, - zeg Me nu eens: zal het meisje wel geloven dat hij het werkelijk ernstig meent met zijn liefde?
[8] Oh, Ik zeg jullie allen, dat zal zij mooi niet doen, want zij zal bij zichzelf zeggen: `Gaf je werkelijk iets om mij, dan zou je je handen zeker niet op je rug houden wanneer je bij mij komt, maar je zou met open armen naar mij toesnellen!
[9] Maar ik ken jouw lauwheid en verborgen schalksheid, en weet hoe je meerdere meisjes zoals ik vleit en je wilt een van ons voor jezelf uitzoeken, die jou met je trage liefde behaagt; blijf daarom ver van mij, - want mijn hart heeft je nog nooit waargenomen!'
[10] Zie, dit meisje heeft een volkomen juist oordeel over de lauwe minnaar geveld! Maar Ik zeg jullie dat Ik later, nadat jullie door de dood van je lichaam weer van deze aarde thuis zullen komen in het grote rijk van de geest, geen haarbreed anders over jullie en je liefde tot Mij zal oordelen, dan dit meisje over haar lauwe minnaar heeft geoordeeld! Wees daar volkomen van verzekerd!
[11] Waarlijk, Ik zeg jullie, als er dan een andere minnaar naar dit meisje toe zal komen - ook al heeft zij voordien nog nooit aan hem gedacht -, en zij zal zien hoe hij met open armen op haar toesnelt, haar groet en haar omhelst en haar tegen zijn borst drukt en haar vurig op haar voorhoofd kust en dan met een door liefde geprangd hart tegen haar zegt:
[12] `Vurig beminde! Wat verlang je van mij, dat ik zal doen, opdat je zult zien hoe buitengewoon groot mijn liefde voor jou is?!'
[13] Wat denk je; zal het meisje deze vrijer ook zo afschepen als de vroegere lauwe minnaar?
[14] O beslist niet, zeg Ik jullie; zij zal hem vasthouden in alle liefdeswarmte van haar hart!
[15] Zie, precies zo zal Ik het waarlijk ook doen!
[16] Degene die Mij vast zal pakken met hart en hand, die zal Ik ook met alle kracht van Mijn liefde vastgrijpen en Ik zal hem beslist in eeuwigheid nooit laten ontsnappen.
[17] Wie echter Mij net zo behandelen zal als de lauwe vrijer deed, waarlijk, het zal hem wat Mij betreft geen haar beter vergaan dan het de lauwe vrijer vergaan is!
[18] En zo ben jij, Mijn lieve Thuarim, een nieuwe profeet in de liefde en getuigt daardoor vanuit Mij, hoe het met de ware, levende liefde gesteld moet zijn, wil iemand door haar tot Mij komen.
[19] Wanneer iemand in de geest en in alle waarheid zal handelen volgens dit zichtbare teken van jou, zal hij ook al spoedig in de geest en in alle waarheid daar aankomen waar jij je, dit als profeet getuigend, nu bevindt.
[20] Degene die zich daar zal bevinden, heeft de zin van Mijn bedoeling levend in zichzelf gevonden.
[21] Deze zin nu is het meest eigenlijke eeuwige leven vanuit Mij en in Mij!
[22] Jij bent wat jou betreft nu reeds in die geest waarvan je nu ook uiterlijk getuigt en dus heb je je hoge bestemming bereikt en volbracht.
[23] Maar er zijn nog grote dingen verborgen; laten wij daarom ook naar Rudomin luisteren en goed in ons opnemen wat hij allemaal in zichzelf gezien en vernomen heeft! Amen.'
«« 77 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.