De woorden die de Heer sprak voor de tien boodschappers die naar Hanoch werden uitgezonden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 8 / 280 »»
[1] Hierna riep Abedam Sethlahem, Kisehel, diens zes broeders en nog twee zonen van Kisehel, die niet minder dan hun vader vervuld waren van ijver en van een vurige geest en die op de hoogte waren van allerlei nuttige kennis over allerhande zaken en zo stonden er nu met elkaar tien mannen voor Abedam.
[2] Toen zij Hem naderden, vielen zij meteen op hun aangezicht voor Hem neer en loofden en prezen luid zijn allerheiligste naam Jehova.
[3] Toen nu Abedam zag, dat zij hun harten voldoende uitgestort hadden, beduidde Hij hen op te staan en zei tot hen: 'Luister, jullie mannen van de middag! Wat Ik jullie nu onthullen zal, voer dat onverwijld uit op de dag die Ik jullie in je geest zal aanduiden.
[4] Mijn liefde en erbarmen verlangt van jullie vrije wil dat jullie voor jezelf zullen besluiten in de diepte af te dalen naar de stad Hanoch. Daar zullen jullie mensen aantreffen die helemaal niets meer van Mij weten en met en onder elkaar veel slechter leven dan honden, katten, wolven, beren, leeuwen, tijgers, hyena's en slangen tezamen!
[5] Zij stinken reeds tot in de bovenste hemel van ontucht en de afschuwelijkste hoererij en vermoorden elkaar wederzijds en vergieten het bloed van hun broeders en zusters en sparen zelfs hun ouders niet.
[6] Ja, Ik zeg jullie, hun misdadigheid gaat zover, dat hun koning, die ook Lamech heet, Mij zelfs nog helemaal niet zo lang geleden een oorlog heeft aangekondigd. Uit grote woede tegen Mij wilde hij zelfs de aarde door vuur verdelgen, omdat Ik zijn slechte, gruwelijke leger, onder aanvoering van Tatahar de booswicht, door de verscheurende dieren liet vernietigen.
[7] Dat is evenwel niet de ergste van de vele zonden die hij tegen Mij begaat; maar luister en begrijp:
[8] Omdat Ik het toeliet dat al zijn bijslapen hem ontrouw werden uit angst voor hun leven en hiernaartoe gevlucht rijn, en wel naar degenen die te middernacht wonen, en ook zijn beide vrouwen en zijn dochter Naƫhme hem nog ontvlucht zijn, - zie, daarom heeft hij nu zo'n haat tegen Mij, dat hij niets anders doet dan nagenoeg dag en nacht bedenken hoe hij Mij op de meest schandalige manier geheel van Mijn heiligheid zou kunnen beroven! Hij heeft allerwegen bewakers en spionnen aangesteld die de mensen moeten gadeslaan en afluisteren wat ze doen en zeggen. Hij heeft een gat in de grond laten maken, vulde het voor de helft op met vuilnis, tekende Mijn naam op een met vuiligheid besmeurde stenen plaat, vervloekte hierna de plaat en wierp die toen ten aanschouwen van velen onder het uiten van de verschrikkelijkste lasteringen in het genoemde gat en gebood de laagste slaven hun behoefte erop te doen en het gat met door hem vervloekte grond tenslotte weer te dichten.
[9] Direct daarop kondigde hij zichzelf bij hen aan als de enige, allerhoogste god en gebood toen iedereen, op straffe van een vreselijke dood door foltering, hem te aanbidden.
[10] En de wachters en spionnen moeten er nu streng op toezien en luisteren of Mijn naam nog door iemand wordt genoemd; degene die dat doet wacht de meest verschrikkelijke doodstraf!
[11] De slaven verbood hij het spreken geheel en al; als er van een van hen ook maar een woord vernomen zou worden, dan zou hem onmiddellijk de tong uit de mond worden gerukt; als zij zich echter onder elkaar verstaanbaar willen maken, dan moesten zij dat met dierlijk gebrul doen.
[12] Ook mogen zij niet, zoals hij, op twee benen lopen, maar op vier, zoals de dieren, dat wil dus zeggen op handen en voeten; rechtop staan mogen zij alleen bij hun werk.
[13] Ook mag dit slavenvolk niet paren. Wee degene die nu iets met een vrouw zou hebben; hem staan de verschrikkelijkste verminkingen te wachten.
[14] Om die reden liet hij nu ook al duizenden slavenvrouwen en hun dochters ter dood brengen.
[15] Zie, zo gaat het nu in de diepte toe! - Er zijn echter buiten Hanoch nog tien grote steden die allen Mijn grootste vijand dienen en in geen van die steden gaat het ook maar een haar beter dan in Hanoch.
[16] Zie nu verder en luister: Het bloed van de armen roept tot Mij om wraak; daarom heb Ik Mij over hen erbarmd en wil jullie als wrekers en bevrijders van dit volk naar de diepte sturen; maar jullie zullen niemand doden, ook Lamech niet; maar je zult hen allen vrij en openhartig Mijn naam en Mijn toorn verkondigen en het op handen zijnde gericht van Mijn gramschap, als zij zich niet terstond tot Mijn naam bekeren door de strengste boetedoening en berouw over al hun misdrijven!
[17] Laat Lamech echter zelf het genoemde gat met zijn eigen handen uitgraven, de met Mijn naam beschreven plaat er weer uithalen, haar reinigen met zuiver water en haar dan nog eens wassen met de tranen van zijn berouw!
[18] Als hij echter weigert dat te doen maak dan gebruik van jullie macht en laat de ene plaag na de andere over hem komen, en dat zolang tot hij zich naar jullie wil zal voegen!
[19] Hef niet alleen zijn, maar ieder privilege op, zodat zij allen als broeders en zusters volledig gelijk zullen zijn en zet slechts de wijsten uit het gewone volk in voor verdere leiding over het volk; laat ze echter nooit de paleizen van de koningen betrekken, maar in de eenvoudigste en nederigste hutten wonen.
[20] Als jullie hen bekwaam achten en geschikt voor leiding en toezicht, leg dan ook jullie handen op hun voorhoofd en schouders en geef hen daardoor de benodigde kracht.
[21] Vrees daar niemand en laat jezelf niet door de grote pracht en weelde van deze steden verblinden; want alle steden bevinden zich nu beneden en zullen altijd het werk zijn van de slang. Laatje daarom door geen enkel geschitter verleiden, maar wees, als Mijn profeten tegenover deze volkeren uiterlijk doodernstig en onverbiddelijk, maar innerlijk des te meer vervuld van de ware naasten en broederliefde!
[22] Jullie hoeven daar echter niet te blijven; als je alles geordend hebt, keer dan weer terug in jullie vaderland en keer zonder belangrijke redenen niet al te lichtvaardig weer terug naar de diepte!
[23] Wanneer jullie uit de diepte weer huiswaarts keren, was dan tevoren je hele lichaam, zodat je de dood niet ook hierheen sleept; want de diepte is nu vol pestilentie en vol van dood geworden.
[24] En ontvang nu Mijn zegen en wees standvastig, sterk, machtig en krachtig in alle dingen, zolang jullie naar Mijn woorden zullen handelen!
[25] De hele natuur zal jullie op je wenken gehoorzamen en de vogels in de lucht zullen aan jullie woord onderworpen zijn, evenals het vuur, de lucht, het water en ook al het gedierte en alle boze en duistere machten.
[26] Hoed je ervoor iemand enig leed aan te doen, maar tracht iedereen te helpen!
[27] De hardnekkige kunnen jullie straffen, - maar niet zo, dat hij slechts lijdt, maar zo, dat hij zijn leven betert!
[28] Houd dat alles in Mijn naam goed in het oog! Amen.
[29] Mijn zegen zij met en in jullie. Amen, Amen. Amen.'
«« 8 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.