Henoch spreekt over de twee werkelijkheden: de materiële en de geestelijke. De geestelijke betekenis van Adams visioen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 107 / 366 »»
[1] Maar Henoch legde meteen zijn handen op Adam, sterkte hem en maakte dat hij zich geheel herstelde van de schrik en ook weer in staat was goed te spreken.
[2] Aldus weer gesterkt door Henoch, vroeg Adam hem onmiddellijk wat dat voor een verschijnsel was, - een drogbeeld of de volle werkelijkheid.
[3] En Henoch antwoordde Adam: 'Vader, dat hangt er van af hoe je het wilt opvatten!
[4] Er zijn twee werkelijkheden, een materiële en een geestelijke. De materiële is ten opzichte van de geest een zinsbegoocheling zoals de geestelijke werkelijkheid dat is voor de materiële. Maar het geestelijke verschijnsel is voor de geest werkelijkheid en zo is ook het materiële werkelijkheid voor de materie. Zo verhouden zich onweerlegbaar die dingen tot elkaar.
[5] Nu komt het erop aan, hoe je het verschijnsel wilt opvatten! Ik voor mij zie het als een geestelijk verschijnsel!'
[6] En Adam zei: 'Nu goed, als jij het voor een geestelijk verschijnsel houdt, dan doe ik het ook; maar wat betekent het in de uiterlijke vorm?'
[7] En Henoch antwoordde Adam: 'Wat de overeenstemmende geestelijke betekenis is van de uiterlijke vorm, ligt op het eerste gezicht reeds zeer voor de hand:
[8] De vlammende berg staat voor jouw te zeer liefhebbend bekommerde hart, maar de aan de voet van de berg grimmig gehurkt zittende tijgers staan voor jouw nog enigszins sterk toornige zucht tot veroordelen, die bij bepaalde gelegenheden net als deze grote gestreepte boskat op haar prooi loert, en dat zolang tot hij die in zijn macht krijgt, verscheurt en dan nietsontziend verslindt!
[9] En eigenlijk dreef deze zucht jou, vader, naar buiten, dat wil zeggen uit je gemoed of uit je vertrouwelijke liefde, en je spioneerde om bij die twee iets te ontdekken wat je verdenking zou kunnen rechtvaardigen; en je zou het heimelijk zelfs onaangenaam hebben gevonden als je je in je vermoeden ten aanzien van mij zou hebben vergist, omdat ik tegen je eerste mening heb ingebracht, dat we hier geheel onbekommerd om zowel Purista als om Muthaël konden zijn.
[10] Maar de Heer heeft je daarom je innerlijk laten zien in plaats van hetgeen je eigenlijk had willen zien; en toen is in de geestelijke werkelijkheid getoond hoe je er voorstond op het ogenblik dat je tegen de wil van de Heer wilde spioneren!
[11] Zie, vader, dat is de mening waar ik ten volle van overtuigd ben! Heb jij echter een andere, dan kun je die natuurlijk in plaats van deze nemen, want ik wil niemand iets opdringen en jou als aartsvader der vaderen op aarde wel het allerminst!'
[12] En Adam antwoordde: 'Ja, Henoch, je hebt gelijk; zo is het vast en zeker! Maar of er onder mijn hart, dat jullie allen onbeschrijflijk liefheeft, werkelijk een hele groep tijgers woont, dat is wat moeilijk te begrijpen!'
[13] En Henoch zei tegen Adam: 'Ja, als je de tijger als een moordenaar beschouwt, dan is mijn uitleg wel een beetje merkwaardig maar als je daaronder het dorre, onbarmhartige oordeel volgens de wet beschouwt, dan klopt het wel met de tijger!
[14] Want in de wet ligt het onverbiddelijke oordeel zoals in de tijger de onverbiddelijke moordzucht; en het slachtoffer dat hij op het oog heeft zal ook beslist zijn buit worden! Ik denk, als je dat zo ziet, dat mijn mening wel juist is?'
[15] En Adam zei: 'Ja, als je dat zo ziet, is het juist en zo is het goed; maar laten wij het nu rusten en aandacht hebben voor iets anders!'
«« 107 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.