Woorden van de Heer over het wezen van de getrouwen en de ontrouwen. De onverbeterlijkheid van hen die verslaafd zijn aan verstrooiing.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 124 / 366 »»
[1] En Lamech dankte de Heer uit de diepste grond van zijn hart voor deze les en vroeg Hem, nadat hij voor het ontvangene had bedankt, of hij de getrouwen niet in een engere kring om zich heen zou verzamelen.
[2] Maar de Heer sprak: 'Laat het blijven zoals het is; want de werkelijk getrouwe zal ons trouw blijven ook temidden van de meest bandelozen van het geslacht, dat Mij geheel aan het vergeten is!
[3] En heeft iemand niet de echte trouw, dan zal voor hem een engere kring ook weinig baat hebben voor het eeuwige leven!
[4] Als hij zich onder de getrouwen bevindt, zal hij handelen alsof hij een getrouwe was; maar bevindt hij zich onder de ontrouwen, dan zal hij spoedig doen wat zij doen.
[5] Als hij met jou spreekt, dan zal hij slechts datgene zeggen waarvan hij weet dat het je behaagt; maar als hij bij de ontrouwen komt, zal hij slechts overvloeien van smerige wereldse gesprekken.
[6] Zie, mensen die tussen God en dood als sprinkhanen heen en weer springen zijn lichtzinnige, lichtvaardige mensen. Zij hebben geen geestelijk levensvocht dat het zaad van Mijn levende woord in hen tot kiemen brengt en ook geen geestelijke warmte waardoor in hen het eeuwige zaad van Mijn woord tot daadkracht kan rijpen; zij hebben dit alles niet omdat zij het niet willen hebben, want lichtzinnig te zijn lijkt hen veel plezieriger en amusanter dan een vast bestaan in Mijn genade.
[7] Dit soort mensen is niet alleen het moeilijkst te verbeteren, maar hun verbetering is een nagenoeg pure onmogelijkheid, en wel omdat zij het naargelang de stand van zaken meteen met alles eens zijn.
[8] Wil je dat ze slecht zijn, plaats hen dan temidden van de slechten; wil je dat ze vrolijk zijn, plaats hen temidden van de vrolijken; wil je dat ze goed zijn, plaats hen onder de goeden; wil je dat ze wijs zijn, plaats hen onder de wijzen!
[9] Maar laat je hen alleen, dan zullen zij al spoedig van louter verveling wanhopig worden en wegkwijnen!
[10] En waarom? - Omdat zij geen eigen leven hebben en daarom sterk verlangen naar verstrooiing!
[11] Wanneer je hen verstrooiing en vermaak belooft, zul je hen zelfs een zekere tijd met wat voor werk dan ook bezig kunnen houden; maar houd hen slechts drie dagen lang vast in een besloten kring, waarin geen verstrooiing of vermaak is, dan zullen zij al op de eerste dag ellenlange gezichten beginnen te trekken. Op de tweede dag zullen ze morren en schelden, en op de derde dag zullen zij of tegen je in verzet komen of zij lopen van je weg.
[12] Want het devies van hun hart is: 'Wij willen wel werken als het moet, maar het werk moet leuk zijn, en na het werk mag een passende verstrooiing nooit ontbreken! Als die er niet is, bedanken wij voor alle arbeid! Verstrooiing moet er zijn!'
[13] Als jij een theater zou oprichten, dan kon je er van verzekerd zijn dat zij dagelijks naar je toe zouden komen om zich in het spektakel te verlustigen als een bromvlieg in vers afval; heb verder maar geen hoop dat zij bij je komen zolang er voor hen op een andere plaats wat voor amusement dan ook is!
[14] Zij zullen ook naar Mijn woord luisteren, - maar alleen wanneer en zolang het hen genoegen verschaft; maar het woord in zichzelf tot levende werkzaamheid te laten gedijen, daar zul je nooit een spoor van ontdekken!
[15] Deze mensen doen alles: het goede en het slechte als het hen maar genoegen verschaft maar ontbreekt dat, dan zijn zij zowel voor het ene als het andere dood.
[16] De reden daarvoor is het volgende: omdat zij helemaal geen eigen leven hebben, en wel omdat zij het al van jongs af hebben leren verkwisten, daar ze door hun dwaze ouders alleen maar door in het vooruitzicht gestelde genoegens tot geringe werkzaamheden zijn aangespoord, waardoor zij dan ook nooit de waarde van het werk, maar alleen de waarde van de verstrooiing in zich hebben opgenomen, met totaal verlies van alle zelfstandigheid en vrijheid en zodoende ook al hun eigen leven!
[17] Wij laten daarom de getrouwen blijven waar zij zijn, want zij zullen ons niet verlaten, en zo laten we ook de ontrouwen waar zij zijn, want die zullen altijd tegen ons zijn!
[18] Wat echter de lichtzinnige bromvliegen betreft, die laten wij geheel ongehinderd de afvalhoop betrekken; maar komen zij onze spijzen te na, dan is er nog tijd genoeg hen weg te jagen! De winter van het leven zal hen zonder meer vroeg genoeg de genadeslag geven!
[19] Wij moeten hen echter ook niet oordelen, want zij zijn immers slechts schaduwbeelden, kortlevende schimmen van vandaag tot morgen, - maar dan is het voor eeuwig met hen gedaan! Daarom zij hun ook hun korte lust gegund, want hierna zal er voor hen geen meer volgen.
[20] Dat is Mijn wil! Wees standvastig, jullie getrouwen, in Mijn liefde, want daarin zal aan jullie bestaan eeuwig geen einde komen! Amen, amen, amen.'
«« 124 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.