De heerschappij van de nieuwe aristocratie over Azië. Het ontstaan van leenstaten en vorstendommen. De vorsten als regenten en priesters van het volk. Verwijzing naar de dood van koning Uraniël.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 137 / 366 »»
[1] De aristocratie breidde zich hoe langer hoe meer uit. De heren van Hanoch werden steeds machtiger. Steeds verder bouwden zij hun rijk uit. Zij stichtten nieuwe koloniën, bouwden overal nieuwe steden en met uitzondering van het rijk van de kinderen van Sihin (China) werd al spoedig geheel Azië bevolkt.
[2] Alleen de gebieden met hoge bergen bleven van de Hanochieten verschoond; maar die werden door de Horadalieten, een ons bekend krijgersvolk van Lamech, in beslag genomen dat in horden de betere weidegronden van de bergen in bezit nam.
[3] De heren van Hanoch stichtten daardoor tegen de honderd leenrijken en vorstendommen.
[4] Waar zij midden in een nieuwe kolonie een nieuwe stad lieten bouwen, beleenden zij daarmee meteen een door hen uitgeroepen vorst. Deze moest jaarlijks een matige schatting aan Hanoch betalen; verder was hij echter onbeperkt heer van zijn land en zijn volk.
[5] Zo'n vorst was meestal alles voor het volk. Hij was regent en willekeurige wetgever in zijn land; hij was de enige groothandelaar in zijn stad, de enige fabrikant voor het hele volk, zodat dit noodgedwongen alles bij hem moest kopen.
[6] Verder was hij ook tegelijkertijd - buiten Mijn wil - priester van het volk, dat aan hem onderworpen was; zijn leer had zelden betrekking op Mij, maar meestal alleen op zijn eigen waardigheid, en wanneer men aan hem offerde, offerde men ook aan God, wiens plaatsvervanger hij op aarde was, en het hing alleen van hem af of iemand na zijn lichamelijke dood van God het eeuwige leven van de ziel zou ontvangen of niet.
[7] Als een volk zich in de loop van de tijd meer uitbreidde, werden er ook wel onderpriesters aangesteld, maar die mochten alleen het woord van de vorst prediken en nooit dat van henzelf, want zoiets was van de kant van de vorst reeds bij de geringste willekeur verdoemenswaardig, en de overtreder moest vaak belachelijk wrede boetedoeningen verrichten om zich ten aanzien van de vorst van een dergelijke doodzonde te bevrijden.
[8] Zulke boetedoeningen bestonden uit het vangen van slangen, het doden van een bepaald aantal tijgers, leeuwen, beren, hyena's en dergelijke; het was de boetedoener evenwel toegestaan om vrijwillige medeboetelingen aan te werven.
[9] Kleinere boetedoeningen bestonden uit offers; kon er niet worden geofferd dan werd er geranseld.
[10] Het vrouwvolk had meestal veel ruimere wetten en zij kregen bij overtredingen als boete een pak slaag met roeden op hun blote zitvlak.
[11] Hanoch had zich echter het alleenrecht voorbehouden de doodstraf uit te voeren en wel als volgt: de veroordeelde werd tussen twee pijlers van tien vadem hoog met een ketting aan de voeten opgehangen en dan een hele dag heen en weer geschommeld, natuurlijk met lichaam en hoofd naar beneden hangend.
[12] Indien iemand aan het einde van de dag nog tekenen van leven had getoond, dan werd hij niet meer geschommeld, maar weer bevrijd. Kwam hij weer bij bewustzijn, dan kon hij weggaan; maar stierf hij in de loop van de nacht, dan werd hij de volgende morgen begraven. Stierf hij echter aan de enorme schommel, dan werd zijn lichaam voor de wilde dieren geworpen, die men toen al in speciale kooien hield. De dood aan de schommel was een bewijs dat de veroordeelde de straf wel degelijk had verdiend.
[13] Degene die de doodstraf verdiende, moest daarom dan ook altijd door de leenvorsten naar Hanoch gestuurd worden.
[14] En reeds na enkele jaren moesten er in Hanoch al bijna honderd van zulke schommels worden gebouwd en men zag ze geen dag stilstaan.
[15] Aldus bestond deze aristocratische regering gedurende zo'n honderd jaar en eindigde met de dood van Uraniël, die een leeftijd van nagenoeg driehonderd jaar had bereikt en tenslotte in de grootste nood moest sterven; maar wel in een toestand waarin hij zich weer in Gods genade bevond, die hij zo geheel en al had verspeeld.
[16] En hoe het er van nu af aan toeging, dat zal het vervolg tonen.
«« 137 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.