Uranion vraagt aan de Heer of Hij door de mensen beledigd kan worden. Het bevestigende antwoord van de Heer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 14 / 366 »»
[1] Na deze woorden van de Heer dankten allen de Vader voor dit grote licht, want op Uranion na begrepen allen nu volledig hoe verheven de plaats is die een mens inneemt in de onmetelijke scheppingsreeks van de talloze wezens en dingen van God.
[2] Maar, zoals gezegd, de oude vader van de morgen was op één punt nog niet zo helemaal op de hoogte. Daarom kwam hij dan ook in de grootste deemoed bij de Vader en vroeg Hem toestemming om nog een vraag te mogen stellen over een voor hem nog enigszins duister punt.
[3] De Heer gaf hem ook meteen waarom hij had gevraagd, en wel met de volgende woorden: 'Ik heb uit wijze liefde gewild dat het ter wille van allen voor jou verborgen zou blijven; daarom mag je nu ook ter wille van allen zo vragen alsof Ik nog niet wist wat het is waar je Mij om vraagt!'
[4] Na deze toestemming vroeg Uranion dan ook dadelijk wat hem nu nog nader aan het hart lag, omdat de Heer had voorzien dat het allen ten goede zou komen.
[5] En de vraag luidde: 'O Heer, liefdevolle Vader van alle mensen! Als de mens dus alleen maar kan zondigen tegen de orde die U in de schepping heeft gelegd, indien hij niet streng leeft volgens Uw welbekende heilige wil, en dus volgens zijn eigen dwaze wil en derhalve eigenlijk alleen zondigt tegen de schepping en tegen zichzelf - hoe is het dan mogelijk U te beledigen en Uw heilige, liefdevolle hart te krenken?
[6] Want indien de mens in de gerichte schepping van de wezens en de dingen zijn onvermijdelijke gericht vindt, dus zijn straf, dan komt het me voor dat U geen aandacht meer schenkt aan hetgeen de mens doet en dan kunt U dus ook niet meer door een dwaas, eigenzinnig, ongehoorzaam kind beledigd of gekrenkt worden.
[7] Dus, waar het hoofdzakelijk om gaat, is de vraag of U, o Vader, door de mens beledigd kunt worden of niet. - O Vader, laat daarover voor ons nog een vonkje van Uw genade- en liefdeslicht schijnen! Uw heilige wil geschiede!'
[8] En de Heer antwoordde Uranion: 'Je hebt weliswaar een juiste vraag gesteld, maar toch ligt er achter jouw vraag niet zoveel dieps verborgen als je denkt en ook zoveel anderen met jou.
[9] Zie, ook jij bent een vader en hebt kinderen verwekt, en je hebt in je huishouden vele nuttige en geschikte dingen gemaakt, die volgens jouw goede plan doelmatig gebruikt moeten worden!
[10] Maar hoe neem jij het op als een van jouw kinderen iets wat jij voor een bepaald nuttig doel hebt gemaakt, helemaal verkeerd gebruikt en het daardoor zelfs wordt beschadigd of helemaal vernield? Of je kinderen waarderen de goede dingen in het geheel niet en vinden ze maar dom en lachwekkend overbodig en zouden smalen over jou en je voorziening en ze zelfs geërgerd met hun voeten vertrappen? Of als je kinderen jou omwille van een ding dat jij alleen voor hun bestwil uit grote liefde beschikbaar hebt gesteld, zelfs vervloeken en je mijden als de pest, - zeg Me als vader van je kinderen, hoe zal je een dergelijk gedrag van hun kant opnemen, ofschoon zij strikt genomen zich niet aan jou, maar slechts aan jouw dingen hebben vergrepen?
[11] Oh, je zou zulke kinderen zelfs wel willen vervloeken!
[12] Wat moet Ik dus als de heilige Vader tegen je zeggen als jullie je op een onordelijke, eigenzinnige wijze aan Mijn heilige, eeuwige orde vergrijpen en Mij daarbij geheel vergeten?!
[13] Daarom kan het Mij toch ook onmogelijk onverschillig zijn of jullie zus of zo handelen!
[14] Ik kan dus door jullie ook zeer wel worden beledigd; maar dan is het aan jullie om je schuld in te zien en weer naar Mij terug te keren, - waarbij Ik dan evenwel beter ben dan jullie, mensen, omdat Ik in dat geval niemand verwerp, maar alles in het werk stel om die verdwaalde weer op de juiste weg te brengen en iedereen dadelijk weer opneem wanneer hij maar bij Mij terug wil komen.
[15] Zie, zo staan de zaken. Blijf daarom allemaal in Mijn liefde, dan zullen jullie je niet bezondigen aan de dingen die Ik voor jullie geschapen heb!
[16] Maar nu heeft Kisehel nog iets op zijn hart. Laat hem daarom komen en zich van zijn last ontdoen bij Mij, de Vader! Amen.'
«« 14 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.