Ohlads verlegenheid en het advies van zijn ministers over de behandeling van dergelijke verstandshelden. Het afbreken van de onderhandelingen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 176 / 366 »»
[1] Toen Ohlad deze woorden van de woordvoerder van de negenennegentig had gehoord, wist hij niet wat hij daarop moest antwoorden; en tegelijkertijd lag het ook in zijn karakter dat hij wegens een geringe ergernis geen woord kon uitbrengen, en daarom was het des te moeilijker voor hem om de zeer kritische tegenstander een bevredigend antwoord te geven.
[2] Het tiental merkte Ohlads tamelijk emstige verlegenheid; daarom gingen ze bij hem staan en een van hen zei tegen hem: 'Ohlad, erger je niet vergeefs, want kijk, voor ons staan volkomen blinde mensen die niet eens zoveel licht hebben dat zij de allerduisterste nacht van de helderste dag kunnen onderscheiden! Daarom heeft het ook geen enkele zin om nog verder met hen te spreken!
[3] Mensen die het met hun hoofd en hun verstand zover gebracht hebben dat zij de vrije geest en diens liefde, die zijn wezen is en die geheel uit God is, in zakken willen persen, zijn niet meer in staat tot een hogere lering!
[4] Want zij lijken op de poppen die, wanneer zij zich in hun eigen weefsel hebben ingesponnen, zichzelf van iedere hogere lichtstroom hebben afgesneden!
[5] Wel worden deze poppen mettertijd weer levendig en worden mooie vlinders, - maar wat is dat voor een vreselijk beeld?! Want het stelt niets anders voor dan een hinderlijk stel dagdieven, leeglopers en kunstzinnigen die hun ideeën, zoals een vlinder haar eieren, in de jonge aanplant van het mensengeslacht leggen, waaruit dan al spoedig talloze schadelijke rupsen tevoorschijn komen en al even snel alle heerlijke, levende drang van het geestelijke leven aantast en te gronde richt!
[6] Laten wij daarom deze blinde, mensachtige verstandspoppen maar zo spoedig mogelijk van hier weg laten gaan, want nu schijnt in ons midden de geest van de eeuwige levende zon! Door haar warmte zouden deze poppen spoedig uitgebroed kunnen worden en dan hun verderfelijke broedsel in onze nieuwe planten leggen!
[7] Daarom zullen wij met deze mensen geen nutteloze woorden meer wisselen, maar hen meteen laten vertrekken; en hoe hun wind hen zal draaien, daar moeten zij ook heengaan, want iedere worm kent zijn kruid dat hem smaakt en dat hij dan begerig vreet!'
[8] Maar de woordvoerder van de negenennegentig zei: 'Ja, waar mensen zo met mensen spreken daar kunnen zij niet bij elkaar blijven en - wonen! Zij prediken de deemoed - en zijn daarbij nog hoogmoediger dan een pauw wiens staart volgroeid is! Daarom gaan wij weg, en zeker, wij zullen beslist ergens ons kruid vinden!'
[9] De woordvoerder van het tiental sprak: 'Ja, ga weg van hier; want hier groeit voor jullie geen kruid meer!
[10] Mensen die wij alles toegestaan hebben als zij onze eenvoudige wet aannamen, deugen niet voor ons die weten dat God onze harten precies zo ingericht heeft als het oog, dat weliswaar zeer vele malen kleiner is dan de zichtbare grote schepping, maar desondanks deze in zich kan opnemen en beschouwen! En dus komt het niet op het volume aan, maar op de wil van het leven dragende wezen!
[11] Ga nu heen, want hier kunnen jullie niet blijven! Drie dagen zijn je vergund om je spullen te pakken; daarna geen ogenblik meer!
[12] Begrijp dat goed, en zo moet het beslist gebeuren!'
«« 176 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.