Het driejarige zendingswerk van de negenennegentig boden. De grote triomfboog uit dank. De terechtwijzing van de Heer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 188 / 366 »»
[1] In het verloop van drie jaar hadden de negenennegentig reeds overal het woord van God verbreid; zij ondervonden overal meer of minder geringe tegenwerking, die zij echter met hun wondermacht gemakkelijk bestreden.
[2] In nog kortere tijd werd Hanoch weer redelijk in orde gebracht samen met de uitgebreide voorsteden, waarvan er enkele zeer hardnekkig waren.
[3] In het vierde jaar kwamen de negenennegentig weer behouden en wel terug en brachten Ohlad het verheugende bericht dat alles nu weer in orde was en ook hoe dat was gegaan.
[4] Ohlad en de tien ministers brachten daarom de Heer een groot dankoffer waarvoor het hele volk van Hanoch werd uitgenodigd.
[5] Het offer bestond uit het volgende: op een grote, vrije plaats buiten de stad liet Ohlad een kolossale triomfboog oprichten. Deze hoogte ervan was honderd el en de lengte en breedte waren gelijk aan de hoogte. Het bouwmateriaal bestond uit puur smetteloos witte vierkante marmeren blokken.
[6] In één jaar was dit werk van een zeer majestueuze en prachtige aanblik voltooid; en net als in de tempel werd boven op de triomfboog een hoog altaar van het zuiverste goud aangebracht en op het altaar werd een nieuwe, grote gouden gedenkplaat opgesteld waarop de allerheiligste naam Jehova met grote diamanten en robijnen was ingelegd.
[7] Duizenden en duizenden handen hadden eraan gewerkt. Mensen van iedere rang en stand waren daarbij afwisselend behulpzaam.
[8] En toen dit werk, waarvan het bouwen zelf al tot het grote dankoffer behoorde, gereed was, werd pas al het volk uit de hele stad zoals reeds hierboven werd vermeld, bijeengeroepen, en hield Ohlad met zijn tien ministers en met de negenennegentig boden in het bijzijn van een talloze volksmenigte een feestelijke triomftocht, de Heer luid lovend en prijzend.
[9] Na deze triomftocht, waarvan de indrukwekkende, rijke pracht al het tot op heden denkbare ver overtrof, begaf Ohlad zich met de tien ministers en met de andere negenennegentig naar de tempel en bracht de Heer eerst in zijn hart een werkelijk levend dankoffer.
[10] Maar de Heer sprak tegen Ohlad: 'Ohlad, jij hebt uit eigener beweging gedaan wat Ik niet van je verlangd heb!
[11] Uit grote dankbaarheid heb je een boog voor Mij gebouwd; Ik zeg je, daar heb je goed aan gedaan! Maar je hebt Mijn naam te kijk gezet; zie, daar heb je geen goed aan gedaan, - want Mijn naam moet het meest innerlijke zijn!
[12] Ga daarom heen en bouw als boete voor die fout een tempel zoals deze hier over de boog zodat Mijn naam in het binnenste komt te staan, - anders maak je zelf van het heiligdom een afgodenplaats! Ga daarom en doe dat! Amen.'
[13] En Ohlad verliet vol berouw de tempel en begon al de volgende dag aan het werk dat hem was opgedragen.
«« 188 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.