De boeteboden van Noach bij de bewoners van het hoogland en de Hanochieten; hun succes en hun noodlot.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 220 / 366 »»
[1] Hoe het in Hanoch en nu in dit bergland toeging, werd allemaal aan Noach op de hoogte bekend gemaakt en hem werd te kennen gegeven dat hij eerst een bode naar de bewoners van het hoogland moest sturen, die hen van het arglistige voornemen tegen de Hanochieten af moest brengen en hen dringend tot ware boete, deemoed en tot een levend vertrouwen in de levende God en de liefde tot Hem moest manen.
[2] Evenzo moest hij, namelijk Noach, een tweede bode naar Hanoch zenden. Deze moest vooral de opperpriesters laten weten hoe zij door de tien waren misleid. Voorts moest hij hun afraden de verraders op te zoeken om hen daarvoor te straffen. Want alleen van goddelijk zijde konden ze getuchtigd worden; iedere poging van menselijke zijde om hen te straffen, was gedoemd te mislukken omdat dit volk zich zodanig had verschanst dat het voor geen enkele vijand mogelijk was levend bij dit volk te komen.
[3] Daarom moesten de opperpriesters zich in naam van de enige, ware God weer verenigen, moesten zelf ernstig boete doen, de afgodsbeelden vernietigen en terugkeren tot de enig, ware God; dan zou Hij zich over hen erbarmen en vriendschap stichten tussen hen en het volk in het hoogland en dat zou hun dan van zijn grote overvloed aan goud, vee en vruchten van allerlei soort, rijke schenkingen doen toekomen! God, de Heer, zou dan de wereld niet met een gericht teisteren, maar hen zegenen, en hun schatten geven in onvoorstelbare hoeveelheden en overvloed!
[4] Noach keek onmiddellijk naar twee boden uit, onderrichtte hen, zegende hen en zond hen toen uit zoals Ik hem had bevolen.
[5] De bode naar het volk in het hoogland deed tamelijk goede zaken en stemde het tiental, die de les van Noach nog niet waren vergeten, tamelijk goed tot vrede; alleen moest hij hun het recht tot zelfverdediging toestaan wanneer zij door de Hanochieten zouden worden aangevallen.
[6] Weliswaar verklaarde de bode hun met klem dat Ik hen zou beschermen zolang zij in Mijn trouw en liefde zouden blijven.
[7] Maar het tiental zei: 'Wij willen dat ook, als je ons een maatstaf geeft waarmee wij kunnen berekenen of onze liefde tot God daaraan al dan niet voldoet. Zonder zo'n maatstaf zijn wij zonder het recht tot zelfverdediging steeds onzeker, omdat wij nooit kunnen weten of onze liefde tot God wel de graad heeft die ons altijd van Zijn hulp en bijstand zal verzekeren!'
[8] De bode zei wel: 'Ieder mens heeft in zijn hart een dergelijke maatstaf, die hem precies zegt of hij God meer liefheeft of de wereld - of hij zijn eigen kracht meer vertrouwt dan de goddelijke!'
[9] Maar het tiental zei: 'Vriend, dat is een te subtiele maatstaf, waarop men zich nooit kan verlaten; want maar al te vaak denkt menig mens dat hij nog God weet hoe sterk staat in de juiste liefde en genade van God, - en dan vergist men zich toch enorm!
[10] Want de mens heeft een zwaarte die voortdurend naar beneden trekt; en hij zinkt ongemerkt! Wanneer hij dan na een zekere tijd gelooft dat hij zich nog steeds in de eerste graad van zijn liefde- en genadehoogte bevindt, zie, dan is hij al vele duizenden vadems diep gezonken en bevindt zich buiten alle bereik van de goddelijke genade!
[11] Wordt hij nu door een vijand overvallen en heeft geen recht zichzelf te verdedigen, dan gaat hij natuurlijk te gronde als God hem vanwege Zijn heiligheid moet laten zitten!'
[12] De bode voerde hierop wel de meest gegronde bedenkingen als tegenargument aan, maar het hielp niets omdat de tien hem steeds weer heel krachtig het hoofd wisten te bieden. En zo moest hij hun voor bepaalde gevallen het recht tot zelfverdediging laten houden en deed dat ook omdat hij door de tien alsmede door het gehele volk buitengewoon voorkomend werd behandeld.
[13] Maar zo'n gunstige ontvangst ondervond de bode in Hanoch niet. Want ten eerste moest hij van tevoren alle angstkwellingen ondergaan voordat hij door de opperpriesters werd aangehoord, en toen hem het spreken werd toegestaan en hij zich van zijn opdracht had gekweten, werd hij meteen zolang in een kerker gebracht tot de opperpriesters zich door middel van listige spionnen hadden overtuigd van hetgeen hij over de bewoners van het hoogland had verklaard.
[14] Pas na die overtuiging werd hij weer uit de kerker bevrijd, maar moest toen zelf een opperpriester worden en zich aansluiten bij de raad van opperpriesters, of hij wilde of niet, want in het tegenovergestelde geval werd hij gegeseld en enige tijd tot de hel verdoemd.
[15] En zo ging de bode in Hanoch spoorloos ten onder zonder enig resultaat.
«« 220 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.