Het loflied van de herders op de volgende morgen. Het woord van boven aan de herders. De ontmoeting van de karavaan met Mahal en de zijnen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 273 / 366 »»
[1] Toen de nacht voorbij was, waarin de herders zoals gewoonlijk flink met wilde dieren te kampen hadden en de zon op het punt stond op te gaan, vielen alle herders neer en loofden en prezen God omdat Hij hen deze nacht zo machtig beschermend en strijdend tegen de wilde dieren had bijgestaan, en ze baden Hem om Zijn verdere bijstand.
[2] Maar een stem als een machtige donder kwam door de lucht en sprak tot de herders: 'Drijf de vette kudde naar huis en breng haar in de stal van Mijn knecht Noach! Want zijn broer Mahal zal deze kudde voortaan niet meer nodig hebben; want heden heeft hij besloten met zijn dochters naar de laagte, die vervloekt is, te gaan om daar zijn geluk te zoeken.
[3] Maar Noach zal jullie werk opdragen dat Ik hem aan zal wijzen. Indien je Mijn wil bij Noach getrouw zult voltrekken, dan zal Ik jullie op de dag van het gericht Mijn toorn niet laten proeven; maar mocht je morren bij het uitvoeren van Mijn wil dan zullen jullie in je laatste angst als de dood over je zal komen Mijn gramschap proeven! Zo geschiede het!'
[4] Toen de herders die stem hadden gehoord, vielen zij voorover ter aarde en gaven God de eer.
[5] Maar toen zij weer van de grond waren opgestaan, ging de leider van de karavaan naar een van de herders en vroeg hem wat dat voor een donder was geweest, en of de herders de donder hadden begrepen daar zij die met zichtbare opmerkzaamheid hadden beluisterd.
[6] En de herder zei: 'Deze donder was geen gewone donder, want een gewone donder komt niet uit de heldere lucht! Deze donder was de tot ons gerichte stem van God en deze heeft ons opgedragen het een en ander te doen, en liet ons weten dat Mahal die tot nu toe onze heer was, dat in het vervolg niet meer zal zijn; want hij zal met zijn dochters naar de vervloekte laagte trekken om daar een nieuw geluk te zoeken! Als jullie hier wachten dan zul je hem en zijn dochters zeker spoedig kunnen ontvangen!'
[7] Na deze woorden begonnen de herders de kudde bijeen te roepen om daarmee op weg te gaan naar Noach, en zij verlieten dus de karavaan; en deze wachtte tot bijna aan de avond, en Mahal kwam niet te voorschijn!
[8] Toen zei de leider: 'Waarom waren wij toch zo dom om de herders te laten gaan?! Wie van ons weet wat die hem nu misschien hebben aangedaan als hij hen is tegengekomen?! Laten wij hem daarom tegemoet gaan; misschien heeft hij dringend onze hulp nodig!'
[9] Op deze woorden kwam de karavaan meteen overeind en trok opwaarts.
[10] Toen zij ongeveer drie uur onderweg waren, kwam hen daar een heel gezelschap tegemoet waarin zich Mahal bevond met zijn twee dochters en een zoon; nadat de karavaan het gezelschap had ondervraagd, deelde men Mahal alles mee wat hij moest weten.
[11] En toen Mahal zulke gunstige dingen van de karavaan vernam, nam hij dadelijk afscheid van zijn begeleiding en trok heel opgewekt met een blij gemoed met de juichende karavaan naar de laagte.
[12] (Straks over zijn ontvangst in Hanoch)
«« 273 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.