Mahal bespreekt met Waltar de reden van de onzichtbaarheid van de Heer. Mahals inzicht in zichzelf en zijn berouw. De vergevende woorden van de Heer uit de lichte wolk.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 341 / 366 »»
[1] Omdat Mahal de Heer niet meer zag, vroeg hij Waltar wat er nu met de Heer gebeurd was omdat hij Hem niet meer kon zien temidden van de vele boden uit de hemelen.
[2] En Waltar zei: 'O Mahal, zie, dat Hij Zich voor je verborg is weer Zijn eindeloze goedheid en liefde! Als Hij nu nog zichtbaar voor je zou zijn, dan zou je reeds geoordeeld zijn door de macht van Zijn zichtbare tegenwoordigheid die je nu gevangen en met onbeschrijfelijke macht naar de Heer getrokken zou hebben! In deze gewelddadige aantrekking zou je al je vrijheid hebben ingeboet en je geest had de dood ondergaan!
[3] Zie, dat zag de Heer heel goed; daarom verdween Hij uit je ogen! Want er is een oneindig verschil tussen Schepper en schepsel dat zich verhoudt als de dag tot de nacht of als het leven tot de dood!
[4] De zon brengt met haar licht immers ook de hele aarde tot leven, want uit haar gaan de levensgeesten over in de organische schepping van deze aarde en wekken alle dode geesten tot leven in een vrije werkzaamheid in hun organen, en jij ziet dan spoedig de aardbodem groen worden en opbloeien in allerlei lieflijke vormen, die het werk zijn van de opnieuw tot leven gewekte geesten in de organen van deze aarde!
[5] Maar als de zon voortdurend aan de middaghemel zou schijnen, en er zou geen nacht tussen komen om rust te brengen die noodzakelijk is voor alle werkzaamheid, wat zou er dan van alle dingen op de aardbodem terecht komen? Zie, zij zouden verdorren en tenslotte helemaal verbranden! Dat zou toch ongetwijfeld de pure dood van de dingen zijn!
[6] Zie, nog veel erger zou de voortdurende zichtbaarheid van de Heer zijn; want daarin zou geen enkel wezen het leven kunnen behouden!
[7] O zie, ook wij die in de geest in het rijk van Gods eeuwige licht leven, ontberen meestal de zichtbare tegenwoordigheid van de Heer! Wij zien wel Zijn licht waarin Hij woont, maar Hem zien wij niet; zoals jij ook alleen het licht van de zon ziet, maar niet de eigenlijke zon zelf die in het voor jou alleen zichtbare lichtomhulsel thuis is!
[8] Dat getuigt allemaal van de eindeloze goedheid en liefde van de Heer, die er voortdurend met al Zijn eindeloze wijsheid en almacht voor zorgt Zijn kinderen zo te vormen en ongedwongen te sterken dat zij eens ook Zijn zichtbare tegenwoordigheid voor eeuwig zullen verdragen zonder ook maar enigszins afbreuk te doen aan hun vrijheid.- O zeg me, ben jij het er niet mee eens dat de Heer het zo heeft ingericht?!'
[9] Hier vielen Mahal de schellen van de ogen en hij zag zo zeer het grote onrecht in dat hij de Heer had aangedaan, dat hij luid begon te huilen en uitriep: 'O eeuwig goede Vader, zult U mijn grove aanmatiging tegenover U wel ooit kunnen vergeven?'
[10] En uit een nabije lichte wolk sprak een stem: 'Mijn zoon, Ik heb je allang vergeven voordat je had gezondigd; wees daarom rustig en heb Mij lief, je heilige Vader!'
[11] Daarop trok de lichte wolk in de richting van de morgen en werd daar onzichtbaar. En op de hoogte aanbaden alle engelen en mensen Gods grote heerlijkheid!
[12] Wat verder, - in het vervolg!
«« 341 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.