Mahal in de grot als verbaasde getuige van de meest verschrikkelijke gebeurtenissen. Mahals angstige zelfgesprek. De aankomst van drie vluchtelingen in de grot. Mahal en de drie vluchtelingen Gurat, Fungar-Hellan en Drohuit herkennen elkaar. De Heer verschijnt in de grot.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 354 / 366 »»
[1] Maar de ontzettende regen dreef Mahal weer de grot in, waarin hij op en neer begon te lopen en menigmaal verbijsterd en half vertwijfeld naar buiten keek en zag hoe de geweldige waterstromen over de rotsen neerstortten. Ze sleepten het aardrijk met zich mee, ontwortelden de grootste bomen om ze vervolgens met vreselijk geweld in de diepte te slingeren. Ook hele rotsen braken ze los om ze dan met het lawaai van duizenden donderslagen in de ravijnen en kloven te rollen!
[2] Hij was weliswaar een grote vriend van grote natuurspektakels, maar deze waren hem toch iets te heftig, want hier zag de anders zo heldhaftige Mahal de overduidelijke ondergang van de hele wereld en van zichzelf Daarbij beefde hij van grote angst en zei bij zichzelf:
[3] 'O Heer, - waarlijk, Uw macht leert men pas in Uw gerechtvaardigde toorn kennen! Al bent U ook zo wonderbaarlijk groot, heilig en verheven in Uw vrede, daar slaat de door gewoonte afgestompte mens echter toch weinig acht op en kan U, o Heer, zelfs helemaal vergeten; maar zo'n aanblik van Uw macht toont de afgestompte en op zijn domheid trots pochende worm van de aarde dat U, o Heer, buitengewoon en eindeloos meer bent dan de in Uw vrede zo hoogdravende mens!
[4] Als ik nu niet zo alleen hier stond, zou dit gebeuren nog verheffender zijn; maar zo totaal verlaten van ieder levend gezelschap is het wel wanhopig verschrikkelijk om zo de zekere ondergang van alle dingen en dus ook van mijzelf af te wachten!
[5] O Heer, neem mij weg van de wereld en laat mij niet langer getuige zijn van Uw verschrikkelijke gericht! Laat Uw heilige wil geschieden!'
[6] Toen Mahal zo zijn zelfgesprek had beƫindigd, kwamen er drie vluchtelingen uit de laagte beschutting zoeken in deze grot. Dat was voor Mahal een zeer welkome verschijning omdat hij nu iemand had om zijn benarde toestand mee te delen!
[7] Hij ging daarom meteen op de drie beschutting zoekenden toe, verwelkomde hen en vroeg hun wie zij waren.
[8] En de drie zeiden: 'Wij zijn de drie grootste dwazen uit de laagte. Wij meenden enkele dagen geleden nog de heren van Hanoch te zijn en daarom ook van de hele wereld, maar nu heeft de oude God ons laten zien dat alleen Hij de Heer is! Wij vluchtten daarom hiernaartoe door de verschrikkelijkste watersnood gedreven en zijn misschien ook wel de enige overlevenden uit Hanoch, want daar staat alles al vele vadems onder water en slijk! - Onze namen zijn: Gurat, Fungar-Hellan en Drohuit!'
[9] Hierop riep Mahal luid uit: 'O Heer, wat een wonderlijke beschikking! Uw grootste vijanden hebt U hierheen geleid en hebt hen mij als het ware in handen gegeven!
[10] Weet dan wie ik ben! - Zie, ik ben Mahal, die jullie zo dikwijls over dit gericht heeft verteld! Maar jullie oren waren verstopt! Nu staat voor jullie ogen je eigenhandige werk, het verschrikkelijkste gericht van God! Wat zeggen jullie daar nu van? Waar is nu jullie macht en heerlijkheid?!'
[11] Hierop schrok het drietal en zij wilden uit de grot wegvluchten, maar op dat ogenblik kwam de Heer de grot binnen en liet Zich onmiddellijk door alle vier herkennen.
[12] Wat verder, - in het volgende!
«« 354 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.