Lamech beseft zijn dwaasheid, en herkent de Heer in de wijze Spreker. De woorden van de Heer over het wezen van Gods geest in de mens.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 57 / 366 »»
[1] Nu pas begreep Lamech de woorden van de Wijze volledig, sloeg zich op zijn borst en zei tegen zichzelf:
[2] 'O God, hoe ontzettend dom is de mens toch van nature, en wat is er een groot geduld nodig van de kant van de allerhoogste goddelijke wijsheid tot er van een mens, zoals ik er een ben, iets terechtkomt en hij maar een beetje de goddelijke orde, die de meest verheven en heiligste is, begint te begrijpen.
[3] Maar wat kan de geschapen mens vanuit zichzelf doen? - Niets beters dan te leven volgens de hem bewust geworden goddelijke orde! Wie volgens die orde leeft, zoals hij die begrijpt, faalt beslist niet!
[4] U, o God, weet echter het best hoeveel een mens in staat is te dragen; daarom laat U hem vast zo geleidelijk aan een steeds dieper inzicht krijgen in Uw eindeloze wijsheid, opdat hij in zijn handelen meer op U zal gaan lijken!
[5] Daarom wil ik U dan ook mijn leven lang liefhebben, loven en prijzen!'
[6] Terwijl Lamech met dit gesprek en deze beschouwingen meer in zichzelf bezig was dan ze met de mond te uiten, zie, daar verdwenen opeens de wolken rond de tempel, zodat die er toen heel zuiver en vrij bijstond, en het stralende hart daalde meteen op het altaar neer.
[7] En het hele volk dat daar aanwezig was viel uit grote eerbied ter aarde en sprak: 'O grote, heilig almachtige God, wees ons zondaars genadig en barmhartig!'
[8] En Lamech, helemaal aangedaan door deze nieuwe, buitengewone verschijning - hoewel zij in zekere zin door de wijze Man voorwaardelijk was voorbestemd -, viel nu ook, wat hij na deze woorden al eerder had willen doen, voor de wijze Man neer en zei tegen Hem:
[9] 'Volgens Uw leer is Gods geest in mij, hetgeen ik nu ook werkelijk gewaarword; maar in U is hij beslist onvergelijkbaar sterker en machtiger dan in mij! Daarom val ik dan ook voor U neer en loof en prijs de goddelijke liefde en wijsheid in U, zoals ik haar ook loof en prijs in mijzelf, voorzover ik die in mijzelf herken, tot welzijn van mij en mijn volk!
[10] Eer, lof en al mijn liefde zij daarom God, onze Heer, Schepper en meer dan heilige Vader, omdat Hij Zich zo diep vernederd heeft om voor onze ogen zulke grote tekenen te doen, opdat wij Hem maar herkennen en dan ter verkrijging van het eeuwige leven volgens Zijn heilige aan ons allen vrij geopenbaarde goddelijke orde zullen leven!'
[11] Hierop boog de wijze Man Zich voorover en hielp Lamech overeind, waarna Hij tegen hem zei: 'Lamech, Ik zeg je: richt je op in je gemoed en besef wie Degene is die nu tegen je heeft gezegd: `Richt je op in je gemoed!'
[12] Want mensen moeten nooit voor mensen knielen of op de grond liggen, de engelen moeten niet voor elkaar buigen, en de goden weten dat zij één zijn met de Ene!
[13] Of kijk overdag in de ogen van je broeders, en je zult in de ogen van ieder mens een en dezelfde zon zien! En omdat ieder mens zeker een zon ziet, zijn er toch niet meerdere zonnen voor vele mensen en andere wezens, maar het licht van slechts één zon straalt en werkt in het oog van ieder mens, dus een geestelijke uitvloeiing van de ene grote draagster van het licht!
[14] Zo werkt er ook maar één geest van God in het hart van ieder mens; daarom is ook de in de mens werkende geest van God niet een of andere tweede God, maar slechts één geest die met de oneindige geest van God net zo één is als al die zonnen die uit de ogen van de mensen stralen volkomen één zijn met de hoofdzon waar zij van uitgaan.
[15] Maar Ik ben de Heer; dat besef je nu en daarom viel je ook voor Mij op de grond.
[16] Maar Ik zeg je: wanneer de zon voor zichzelf zou gloeien, dan zou zij zichzelf ook vernietigen; maar zij drijft haar gloed en haar licht naar buiten naar haar koude planeten en verwarmt en verlicht die, en daarom is het heerlijk wonen op hun grote bodem.
[17] Zo draag ook Ik al Mijn goddelijke waardigheid over op Mijn kinderen, opdat zij eens buitengewoon zalig bij Mij zullen wonen!
[18] En daarom wil ik helemaal niet dat de kinderen voor Mij neervallen maar Mij als de goede Vader alleen liefhebben met al hun levenskracht.
[19] Toch zal Ik de deemoedige niet schuwen, maar altijd bij hem zijn en hem oprichten wanneer hij ook maar voor Mij neervalt; daarom loof Ik nu ook jou, omdat je deemoedig bent.
[20] Blijf nu in deze deemoed en liefde, dan zal het nooit meer nodig zijn om je hart van het dak naar beneden te halen! Amen.'
«« 57 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.