[2] Daarop vroeg hij Mij zeer weetgierig, wie dan toch wel zijn tweede ik geweest kon zijn, die in zijn plaats zo prijzenswaardig zijn werk had verricht.
[3] IK zeg: "Voorheen heb Ik je toch al gezegd dat alle machten des hemels en krachten der aarde Mij ieder ogenblik ten dienste staan, maar jij wilde het niet geloven! Nu wil je hopelijk wel geloven dat Ik eeuwig geen dood te vrezen heb, en dat ook Ik een Heer ben, die wat te zeggen en te bevelen heeft!"
[4] De HOOFDMAN zegt: "Ja, heer en meester, u moet een God zijn! En nu schijnt onze Romeinse godenleer niet meer zo fantasierijk als voorheen, want door u wordt mijn overtuiging weer levend, dat er zo nu en dan toch een god zijn hemel heeft verlaten, en zich enige tijd dan weer zus en dan weer zo aan de sterfelijke kinderen vertoond heeft en ze met allerlei geestelijke en aardse schatten heeft verrijkt, opdat de sterfelijken de anders woeste aarde zo zouden bebouwen dat zij eenmaal ook een woonplaats voor onsterfelijke goden zou worden! -Heb ik gelijk of niet?"
[5] IK zeg: "Dat is alleen maar een verzinsel zonder inhoud, dat echt op heidense manier gevoelig klinkt, maar in de betekenis die jij daar aan hecht, geen spoortje waarheid bevat.
[6] Ah, maar als je met het woord 'aarde' het inzicht en de wil van de mensen bedoelt, dan zou je tenminste op een met de waarheid overeenstemmende wijze gelijk hebben. Maar goden die niet en nergens zijn, hebben nooit ergens de aardbodem betreden. Die mensen, door wier mond de geest van God tot de mensen heeft gesproken, en door wier wil heel vaak en heel veel wonderen gebeurd zijn, waren geen goden, maar profeten, helemaal net zulke mensen als jij, en zij zijn ook lichamelijk gestorven, -maar niet naar ziel en geest.
[7] Maar in Mij komt nu de geest van God voor de eerste maal op deze aarde! Dat is dezelfde geest, die door al de aartsvaders en al de oude wijzen en al de profeten keer op keer in hun visioenen voorspeld is."
[8] Terwijl Ik dat tegen de verbaasde hoofdman zei, kwam er een dienaar de kamer in en zei dat er buiten voor het huis al weer een aantal zieken op hulp stonden te wachten, en of ik hen zou willen helpen.
[9] IK zeg tegen de dienaar: "Ga naar buiten en zeg hen dat ze getroost naar huis kunnen gaan!"
[10] De dienaar ging snel naar buiten en was niet weinig verbaasd toen hij allen, die voordien voor de ingang jammerden en klaagden, nu opgewekt, monter en vrolijk, God lovend, met elkaar heen en weer zag lopen. Pas na een poosje zei hij tegen de genezen mensen wat Ik hem opgedragen had -en de mensen gingen terug naar hun woonplaats.
[11] Men sprak hier een uur of twee over, maar dat leek zoveel op wat men reeds gezegd had bij de eerdere genezing, dat het hier gevoeglijk weggelaten kan worden. Tijdens die gesprekken gebruikten wij brood en wijn en daarna gingen wij slapen.
«« 109 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.