Goddelijke macht.( 12.8.1852)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 14 / 244 »»
[1] Nu kwam de Griek PHILOPOLD uit Kana in Samaria naar Mij toe en zei: "Heer, ik ben nu al langer dan drie dagen bij U, maar kreeg nog geen moment de gelegenheid om met U te bespreken, hoe ik op Uw bevel geheel volgens Uw wil alles in orde heb gebracht, en dat nu door mijn prediking, na Uw vertrek uit Kana, allen het geloof in U hebben aanvaard. U schijnt nu niet bezig te zijn; daarom vraag ik U om even naar Mij te luisteren!"
[2] IK zeg: "Mijn zeer gewaardeerde vriend Philopold! Geloof je dat Ik je niet allang om het een of ander, Kana betreffend, gevraagd zou hebben, als Ik niet precies zou weten hoe het er bij staat? - Kijk al Mijn broeders eens! Hoeveel spreek Ik dan met hen? Uiterlijk dagenlang met geen woord, maar des te vaker innerlijk, geestelijk via hun hart; en zie, er staat er niet één op om Mij te vragen: 'Heer, waarom spreekt U dan niet met mij?' Ik zeg je, zoals Ik allang tegen allen gezegd heb: Ik neem geen leerlingen aan om met hen over koetjes en kalfjes te praten, maar opdat zij Mijn leer horen, en getuigen zullen zijn van Mijn daden! Want wat zij weten, dat weet Ik allemaal allang van te voren, en wat zij speciaal weten willen, zeg Ik hen op het gewenste ogenblik in hun hart. Als dat nu zo is, vraag jezelf dan eens af, waarom Mijn ingewijde leerlingen dan nog een dagelijks uiterlijk gesprek nodig zouden hebben! Jij bent nu ook Mijn leerling en moet je daarom richten naar deze regel van Mijn school.
[3] Maar met andere mensen, die niet tot Mijn naaste leerlingen behoren, moet Ik natuurlijk uiterlijk woorden wisselen; want zij zouden Mij in hun zeer wereldse harten niet horen en nog minder begrijpen. Toch praat Ik ook veel uiterlijk met Mijn leerlingen, als tijd en omstandigheden dat vereisen; maar dan gebeurt dat niet ter wille van de leerlingen, maar voor degenen, die geen leerling zijn! -Zeg Mij eens of je dit begrepen hebt!"
[4] PHILOPOLD zegt: "Ja, Heer, Uw genade is mij nu zo duidelijk als de zon op het middaguur, en ik dank U voor Uw vriendelijke uitleg! Maar, Heer, als ik nu naar die heerlijke, mooie Sarah kijk, die zich met haar buitengewone schoonheid met iedere engel in de hemel zou kunnen meten, kan ik haast niet begrijpen, dat ze ook maar een seconde in het graf gelegen zou hebben! Want zo'n levenskracht heb ik nog nooit gezien! En toch is het waar dat U haar tweemaal uit de dood heeft opgewekt! Nu voel ik een geweldige behoefte om van U te vernemen, hoe U zoiets kunt!"
[5] IK zeg met gedempte stem tegen hem: "Ik dacht dat je in Kana toch voldoende ondervonden hebt wie Ik ben!? Maar als je dat dan weet, is het toch erg onbegrijpelijk dat je vraagt, hoe Ik een dood mens weer tot leven zou kunnen brengen! Zijn dan niet zon, maan en alle sterren, evenals deze aarde, uit Mij voortgekomen, en heb Ik deze aarde niet bevolkt met talloze levende wezens? Als Ik deze in het begin een bestaan en een zelfstandig leven kon geven, waarom zou Mij dan nu bij een meisje onmogelijk zijn, wat Mij bij talloze wezens van eeuwigheid tot eeuwigheid mogelijk is? Als je dit echter weet en daarover zelfs door een engel bent onderwezen, hoe kun je dan nog vragen hebben?
[6] Zie, zelfs iedere steen, waaraan je je voet erg kunt stoten, bestaat door Mijn wil; als Ik Mijn alles scheppende en onderhoudende wil één ogenblik van hem aftrok, dan zou hij op hetzelfde moment totaal uit het bestaan verdwijnen.
[7] Je kunt de steen wel fijnstampen, hem in een heet vuur zelfs helemaal laten verdampen, zoals de geheime apothekerskunst dat leert; maar dat alles kan alleen maar met de steen en met iedere andere materie plaatsvinden, omdat Ik dat tot nut en ten bate van de mensen toelaat. Als Ik het niet toeliet, dan zou je ook de kleinste steen net zo min van zijn plaats kunnen tillen als een berg. Je kunt een steen ook omhoog werpen, en hij zal afhankelijk van je kracht en werpkunst behoorlijk ver omhoog vliegen; maar als hij een zekere, door de werpkracht bepaalde hoogte heeft bereikt, zal hij dadelijk weer naar de aarde terugvallen. Zie, Mijn wil en de mate waarin Ik iets toelaat bepalen steeds het 'Tot hiertoe en niet verder!'
[8] Een steenworp toont je heel duidelijk, hoe ver de kracht en de wil van de mens reikt. Enige ogenblikken slechts, -en de zwakke wil van de mens wordt door de Mijne gegrepen en teruggedreven binnen de door Mij bepaalde eeuwige orde, die in de hele eeuwige oneindigheid tot op het gewicht van een zonnestofje afgewogen is! Maar als dit enkel en alleen maar afhangt van Mijn wil en van wat Ik toelaat, hoe zou het Mij dan niet mogelijk zijn om een gestorven meisje het leven weer te geven?
[9] Ga naar buiten en breng Mij een stuk hout en een steen, en Ik zal Je tonen hoe Mij alle dingen mogelijk zijn door de kracht van de Vader in Mij!"
[10] Meteen brengt Philopold een steen en een heel verrot stuk hout. En IK zeg tegen hem, nog steeds met gedempte stem: "Kijk, Ik til de steen op en plaats hem in de vrije lucht, en zie, hij valt niet! Probeer jij hem nu eens van zijn plaats te verschuiven!" -Philopold probeert het; maar de steen laat zich geen haarbreedte verschuiven.
[11] Dan zeg IK: "Nu zal Ik toestaan dat je de steen naar believen zult kunnen verschuiven; maar als je hem zult loslaten, zal hij meteen deze plaats weer innemen en na enig slingeren of plotseling, onbeweeglijk op deze plaats blijven!"
[12] PHILOPOLD zegt: "Heer, laat deze proef maar achterwege; want Uw heilig woord is voor mij voldoende!"
[13] IK zeg: "Goed dan; nu wil Ik echter dat deze steen in het niets oplost en dat dit hout uitloopt en bladeren, bloemen en vrucht voortbrengt naar zijn aard!" -Daarop wordt de steen onzichtbaar en het oude hout wordt jong, loopt uit, brengt dadelijk bladeren, bloemen en daarna de rijpe vrucht voort, en wel een aantal vijgen, want het hout was eens deel van een vijgeboom.
[14] Iedereen richt nu zijn aandacht op Mij en Philopold; want de meeste leerlingen hebben wat gedommeld. Jaïrus en zijn vrouw kregen er geen genoeg van om hun dochter te liefkozen. Ik en Philopold deden onze experimenten echter op een afzonderlijk staande kleine tafel bij een wat zwak lamplicht en werden daarom door honderden niet opgemerkt; maar toen Philopold wat erg verwonderd deed, werd natuurlijk snel een aantal daarop opmerkzaam. Maar Ik raadde hen aan om rustig te zijn, en alles werd weer rustig.
[15] Toen beval Ik de steen weer om aanwezig te zijn, - en hij lag weer op de tafel -maar Ik liet de tak van de vijgeboom liggen, met daaraan de vruchten, die Mijn Sarah 's morgens gretig op at.
[16] Daarna vroeg Ik aan PHILOPOLD of het hem nu duidelijk was. En hij boog heel diep en zei: "Heer, nu ben ik helemaal op de hoogte!"
[17] En IK zei: "Goed, dan gaan we nu slapen!"
«« 14 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.