Valse en ware profeten.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 175 / 244 »»
[1] Terwijl de groep vooruit gezonden leerlingen zich bezig hield met de verkenning van de omgeving en van de mensen bij Caesarea Philippi, bleef Ik tot het bijna avond was nog in de bocht bij de berg. Maar een paar uur voor zonsondergang verliet Ik met de overige leerlingen de bocht, kwam tegen de avond in de omgeving van Caesarea Philippi aan (Matth. 16:13) en vond de vooruit gezonden leerlingen bij een armelijke hut, waarvan de zeer eenvoudige bewoners juist bezig waren een avondmaal voor de reeds moe en hongerig geworden leerlingen klaar te maken.
[2] De bewoners vroegen meteen aan de aanwezige leerlingen wie wij waren, en zij vertelden hen rechtstreeks dat Ik die Jezus was, waarover zij eerder zoveel verteld hadden.
[3] Toen de HEER DES HUIZES dat hoorde, liet hij alles in de steek, viel voor Mij neer en zei: "Wat heb ik arme, zondige mens dan ooit voor goeds gedaan, dat U mij nu zo'n grote genade bewijst? O heilige, grote man uit de hemelen, gezonden naar ons arme zondaars op deze aarde! Hoe kan ik als arm en eenvoudig mens u daarvoor op waardige wijze eren en prijzen? Wat moet ik voor u doen om het u naar de zin te maken?"
[4] IK zeg: "Beste vriend, sta op en maak dat ook wij een avondmaal krijgen bestaande uit brood, vissen en wat wijn. Zorg daarna voor een redelijke slaapplaats en dan heb je alles gedaan wat Ik van je verlang!"
[5] Dan staat de arme HEER DES HUIZES op en zegt met een wat treurig gezicht: "Goede meester, wat ik heb, geef ik omdat mijn hut zo'n grote eer en genade te beurt is gevallen. Want ik weet dat u een zoon van David en bovendien een groot profeet bent. Brood en vis heb ik nog wel in voorraad voor vandaag en morgen, maar met de wijn ziet het er wat slechter uit, niet alleen bij mij, maar in deze hele streek. Ook in de niet ver van hier gelegen stad Caesarea Philippi staat het er met de wijn erbarmelijk voor. Wat frambozen en bramensap heb ik wel, maar dat is al wat oud en daarom zuur, wij drinken het alleen met water en wat honing tegen de dorst.
[6] Ook heb ik een paar kannen vol dikke geitenmelk; als u daarvan iets zou lusten, dan breng ik er meteen een paar hier. Samen met brood is dat echt goed eten!"
[7] IK zeg: "Nu, breng maar wat je hebt! Maar Ik zie dat je een aantal wijnzakken in je huis hebt; als je geen wijn oogst, waarvoor zijn die zakken dan?"
[8] De arme EIGENAAR van de hut zegt: " Ja, ja, zakken heb ik wel omdat ik zakkenmaker ben, maar in geen enkele zat ooit een druppel wijn! Ik heb er nu ongeveer vijftig klaar voor de aanstaande markt in de stad, per stuk verkoop ik ze voor ruim een groschen."
[9] IK zeg: "Ga dan en neem de zakken en vul ze allemaal met water!"
[10] De arme MAN van de hut vraagt: "Beste meester, waar moet dat dan goed voor zijn?"
[11] IK zeg: "Vriend, vraag niet, maar doe wat Ik zeg, dan zul je zowel in het tijdelijke als in het eeuwige gelukkig zijn!"
[12] Na deze woorden riep de arme man van de hut meteen zijn vrouw en zijn acht kinderen, die al volwassen waren, waarvan zes dochters en twee zonen, en ging en vulde snel de vijftig zakken bij de bron. Toen de zakken allemaal vol waren, vroeg hij Mij wat hij daarmee nu moest beginnen.
[13] IK zei tegen hem: "Breng ze allemaal in het koele rotshol waarvan de ingang tegen de achterzijde van je hut ligt!"
[14] De arme MAN van de hut, die zijn stro in dit hol bewaarde, spreidde dat op de grond uit en legde de met water gevulde zakken ordelijk naast elkaar op het stro, en toen dat werk klaar was, kwam hij weer te voorschijn en zei: "Heer en meester, alles is gebeurd zoals u bevolen heeft! Moet er misschien nog meer gedaan worden?"
[15] IK zeg: "Alles is nu helemaal in orde. Ga en neem nu een aantal van je betere stenen kruiken en vul die uit een van de vijftig zakken, het geeft niet welke. Proef ook uit de gevulde kruiken hoe het smaakt, breng ze dan hierheen en zeg ons wat je van dat aldus toebereide water vindt!"
[16] De ARME gaat meteen, neemt twaalf kruiken en giet ze tot de rand toe vol. Reeds bij het gieten komt hem een uitstekende wijngeur in de neus, en wanneer hij dan de vloeibare inhoud proeft, weet hij zich van pure verbazing haast geen raad en zegt tegen zijn kinderen, die hem assisteren: "Luister, dat begrijpt geen mens! Het water waarmee wij de zakken hebben gevuld en waarmee ik nu de kruiken volgegoten heb, is veranderd in edele beste wijn! Proef en overtuig jullie zelf!"
[17] De kinderen proefden en wisten ook met hun verbazing over dit wonder geen raad, en de oudste ZOON zei: "Vader, u weet dat ik goed bekend ben met de schrift. Ik ken alle profeten en hun daden, maar zo'n daad heeft niet een van hen gedaan! Deze buitengewone mens moet kennelijk méér zijn dan een profeet!"
[18] Ook de DOCHTERS zeggen: "Ja, ja, vader, dat geloven wij ook! Misschien is het wel Elia, want die moet toch nog eenmaal op aarde komen om de mensen voor te bereiden op de komst van de grote Messias! Of is het soms de grote Messias Zelf al?"
[19] De VADER zegt: "Zowel het ene als het andere is mogelijk! Hm, hm, dat kwam wel wat plotseling en onverwacht!"
[20] Terwijl de arme man van de hut nog zo nadenkend praat, komt zijn VROUW aangestormd en zegt haast helemaal buiten adem van verrukking: "Kom, kom en kijk naar wat er in onze hut gebeurd is! Onze voorraadkamer is helemaal gevuld met allerlei goede spijzen en het beste brood! Dat kan niemand anders gedaan hebben dan dezelfde meester, die een uur geleden naar onze hut kwam en onderdak en een avondmaal vroeg!"
[21] De MAN zegt: "Dat is wel boven alle twijfel verheven! Maar hoe? Wie kan ons dat uitleggen? Wat is hij? Wie is hij? Als wij zeggen: 'Hij is een profeet!', dan zeggen wij duidelijk te weinig. Zeggen wij: 'Hij is een engel!', dan hebben we daarmee niet veel méér gezegd. Zeggen we echter: 'Hij is een God!', dan konden we misschien toch te veel zeggen, want een God is immers alleen maar Geest. Hij heeft echter vlees, bloed en botten, en daarom is het misschien nog de vraag of hij tenslotte toch niet zoiets als een Griekse Zeus of Apollo zou zijn. Maar nu moeten we in alle deemoed, liefde en dankbaarheid de wijn naar buiten brengen, en brood en vissen en wat we maar voor eetbaars hebben; want deze weldaad is met geen goud te betalen!"
[22] Zo kwam de man met de gevulde kruiken, en zijn vrouwen zijn kinderen met brood, vissen en nog andere eetbare zaken. En terwijl hij diep voor Mij boog zei de MAN met een heel deemoedig klinkende stem: "0 heer en meester! Wie bent u, om zulke dingen alleen door uw wil te kunnen? Ik beef van grote eerbied voor u! Een mens zoals wij kunt u niet zijn, maar wie en wat bent u dan wel, zodat wij u waardig zouden kunnen eren?"
[23] IK zeg: "Kijk, vriend, Ik zal je iets zeggen en dan kun je je daarmee zelf een oordeel vormen! Als je 's morgens vroeg ziet dat het in het oosten lichter wordt en dat de hemel steeds roder wordt, dan zeg je: 'De zon zal weldra opgaan!' Hoewel het in het oosten ook lichter wordt als de maan in het oosten opgaat, volgt er op dat matte licht geen morgenrood, en als de maan dan opkomt en de aarde mat beschijnt met haar halve licht, opent geen bloempje de tere kelk om de koude, matte en geen leven gevende stralen op te zuigen!
[24] De lichte wolkjes, de reeds door een stralend licht omspoelde voorboden die de op til zijnde zonsopgang aankondigen, zijn al zeer veel lichter dan het licht van de volle maan. Maar als er geen zon zou volgen op deze voorboden, dan zag het er op de gehele aarde weldra zo uit als in het vrijwel verstarde gebied van de middernachtszon, waar negen volle maanden lang geen zonnestraal doordringt. En kijk, zo overeenkomstig gaat het ook toe in de eeuwige wereld van de geest, die de enige oorsprong en reden van het voortbestaan van deze materiële wereld is.
[25] Allerlei leraren en profeten duiken op en leren de mensen hoe het moet. Zo hier en daar bevat het ook wel iets waars, maar naast ieder vonkje waarheid verdringen zich steeds duizenden leugens en doen zich naast het waarheidsvonkje voor als zouden zij zélf waarheid zijn. En kijk, al zulke leraren, profeten en hun lessen lijken op het schijnsel van de maan, die steeds met een andere gestalte schijnt, en vaak als haar licht 's nachts het meest nodig is, helemaal niet schijnt.
[26] Maar naast de valse leraren en profeten zijn er ook echte en waarachtige, die ogen, harten en monden hebben waaruit Gods licht straalt. Die lijken op de door licht omspoelde wolkjes, die de op til zijnde zonsopgang aankondigen. Als het alleen maar bleef bij die, hoe mooi ook, stralende wolkjes, dus de echte en waarachtige profeten, dan zou het er in de harten van de mensen na verloop van tijd toch net eender uit gaan zien als in de aardse streek van de middernachtszon, namelijk star, koud en dood. Maar op de echte lichtwolkjes, die voor de zon uit gaan, volgt de zon zelf, en bij haar eerste lichtstraal die zij over de nog grauwe bergen en velden der aarde laat vallen, wordt alles wakker, vol vreugde en vol leven. De vogels zingen de opkomende moeder van licht en warmte hun zuivere psalmen tegemoet, de muggen en kevertjes verheffen zich in de van licht doordrongen lucht en zoemen de heerlijke moeder van de dag geestdriftig toe, en de bloemen der velden heffen hun koninklijk versierde hoofdjes omhoog en openen hun balsemrijke mond om de grote wereld verwarmster de heerlijkste geur tegemoet te ademen.
[27] Aan de hand van deze waarachtige schildering kun je nu genoeg ontdekken om in jezelf tot een helder inzicht te komen, zodat je Mij in je hart die plaats geeft, die mij toekomt! Noch het licht van de sterren, noch dat van de maan en net zo min de op zichzelf staande gouden glans der morgenwolkjes is in staat de ketens te verbreken van het in de materie van deze aarde gevangen leven, en het dan naar de zelfstandige actieve vrijheid te lokken. Dat kan alleen maar het licht van de zon.
[28] Wie kan Hij dan zijn, wiens stem en wil alle in de materie gevangen geesten gehoorzamen en voor wie zij alles doen wat Hij wil, - en wie kan Hij zijn over wiens komst alle profeten geprofeteerd hebben?"
[29] De arme man verbaast zich hierover geweldig en hij gaat nadenkend met de zijnen in de hut om ons toch maar niet bij het avondeten te storen.
«« 175 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.