Onbeschaamdheid en verwarring bij de Farizeeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 19 / 244 »»
[1] Nu staan de OUDSTEN, Farizeeën en schriftgeleerden zeer geërgerd op en zeggen: "Melkmuil, hoe kun je je aanmatigen om met ons te redetwisten? - Welke tekenen zijn hier dan gebeurd?"
[2] IK zeg, terwijl Ik Sarah, die al deze school en schriftpotentaten heel goed kenden, voor hun neus zet: "Kent u dit meisje, en weet u wat voor de tweede maal met haar is gebeurd?"
[3] Dan zetten ze ALLEMAAL grote ogen op en zeggen zachtjes ond~r elkaar: "Lieve hemel, dat is de dochter van de overste, zoals ze er uit zag toen ze leefde! Heeft hij haar dan wéér opgewekt? Hoe is dat gebeurd? Maar als hij haar heeft opgewekt, en nu terwijl ze voor de tweede maal werkelijk dood was, -wat staat ons dan te doen? Jaïrus schijnt aan zijn kant te staan, anders zou hij hem zijn geliefde dochter zeker niet hebben toevertrouwd! Of zou hij er soms niets vanaf weten?! Heeft de zoon van Jozef haar soms in 't geheim opgewekt en wil hij haar bij de een of andere gelegenheid weer aan Jaïrus teruggeven? Moeten we soms Jaïrus daarover inlichten? Deze zaak valt te veel op! -Zij is het, zonder enige twijfel is zij het! En toch waren wij allemaal bij haar begrafenis aanwezig, net zoals eerder in Kapérnaum toen zij was gestorven! Wat kunnen we nu doen? Wat zal er gebeuren als deze mens-god door wat voor een kunst of macht dan ook zulke ongehoorde dingen doet?" - Dan zwijgen ze.
[4] Maar IK zeg, terwijl Ik hen allen scherp aanzie: "Wel, wat zegt uw slechte hart nu? Is dit teken voldoende om de waarheid te bevestigen van wat Ik tegen u heb gezegd?"
[5] De OUDSTEN zeggen: "Wij zijn geen artsen of apothekers die de krachten der natuur onderzoeken en deze in hun kunst weten te gebruiken; net zomin zijn wij vertrouwd met de toverkunst, die men van de duivel kan leren, want dat zou de grootste zonde tegen God zijn, en daarom kunnen wij niet weten door welke kunst of macht jij haar hebt opgewekt! Het staat daarom vast dat wij ons door dergelijke tekenen niet op een dwaalspoor kunnen laten brengen wat betreft ons geloof in Mozes en de profeten, of over de uitlegging van de Schrift, die door de tempel met bij de hemel gezworen eden bekrachtigd is! Tekenen worden er nu gedaan door verscheidene magiërs, die voor een deel uit het morgenland hierheen komen en waarvan er ook veel uit Egypte komen; allemaal doen ze wonderlijke dingen, die geen Jood begrijpt en ook niet begrijpen wil en mag, omdat al dat soort toverachtige zaken duivels zijn! En dat alles bij elkaar betekent, dat jouw tekenen, omdat ze ook verwant kunnen zijn aan de. toverij, voor ons .geen waarde hebben, en .ons alleen maar tonen, dat je ze met succes uit weet te voeren en daarin dus een groot meester bent. Maar dat we vanwege jouw tekenen ook jouw leer, die wij walgelijk vinden, moeten aannemen,. daar denken we niet aan! Want een dokter is voor ons nog lang geen prester, en nog minder een profeet -en dat ben jij al helemaal niet, want we kennen je toch al bijna dertig jaar, net zoals wij je vader hebben gekend! Zorg er dus maar voor dat je met je leeglopers snel uit de school verdwijnt, want anders zouden wij geweld moeten gebruiken!"
[6] Dan zegt SARAH: "Heer, ik smeek U, ga weg bij deze ellendigen! Want ze zijn verstokter dan stenen, zwarter dan de nacht en liefdelozer dan een afgrond! Tweemaal heeft U mij het leven weergegeven, en voor deze ellendigen is dat niets! Daarbij zien ze het nog aan voor een godslasterlijke tovenarij en wagen het in hun grote verblindheid zelfs om U de school uit te jagen! Heer, dat is te erg! Laten we gaan, laten we gaan! Het lijkt me hier in de buurt van deze ellendigen, alsof de satan voor ons stond!"
[7] IK zeg: "Mijn allerliefste Sarah! Wees jij nu maar rustig! Zolang Ik het wil, zullen wij hier blijven; want Ik ben een Heer! Hoewel de machtigen der aarde zich 'Heren' noemen, hebben ze vaak zeer weinig macht; maar Ik heb alle macht over hemel, hel en de ganse aarde! Daarom ben Ik ook zonder twijfel een Heer en laat Mij nooit iets gebieden! Wat Ik doe, doe Ik in alle vrijheid; want Ik ben geheel en al een gebieder!"
[8] Als de OUDSTEN dat horen, scheuren ze hun gewaden en schreeuwen: "Weg met jou! Want nu hebben we zeer duidelijk gehoord, dat je een godslasteraar bent! Je doet je werk met behulp van Beëlzebub en je wilt daardoor en daarvoor de volkeren van Mozes en van God vervreemden; er blijft ons daarom niets anders over, dan je met stenen uit de wereld te helpen!"
«« 19 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.