Jarah's tuin.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 201 / 244 »»
[1] Als JARAH dat hoort, neemt ze een echte redenaarshouding aan en zegt: "Goed dan! Het tuintje is vol met zegen van boven en ik zal graag mijn kinderlijke vlijt, die ik natuurlijk pas sinds een paar dagen daarop losgelaten heb, hier ten bate van allen beschrijven! Materiële winst heeft het tuintje weliswaar nog weinig gegeven -wat echter in die korte tijd van zijn bestaan ook niet verlangd zou kunnen worden -; maar ondanks dat, heeft het tuintje mij al een des te grotere geestelijke winst bezorgd!
[2] Ja, het tuintje is voor mij een echt boek vol diepe wijsheid, en ik heb daaruit in een paar dagen al veel meer geleerd, dan wat Salomo mij in al zijn wijsheid had kunnen openbaren. Zo is dan ook het antwoord op mijn eerder aan Josoë gestelde vraag, juist in het tuintje al een paar dagen geleden schitterend aan het licht gekomen en is nu mijn volle, door de Heer Zelf gegeven eigendom! Want als ik het complete antwoord niet kende, -zou ik echt nooit die vraag gesteld hebben, hopend op het blinde geluk dat iemand een antwoord zou weten, waardoor ik het dan ook begreep!
[3] Oh, ik weet het absoluut juiste antwoord, en het geldt niet alleen maar voor nu, maar het zal voor alle tijden gelden zolang Gods woord ergens aanwezig is en er op deze lieve moeder aarde priesterkastes zijn, die zich daar het meest mee bezighouden! Het antwoord op de door mij aan de lieve Josoë gegeven vraag is als volgt:
[4] Ik legde thuis verschillende edele en goede vruchtenzaden in de vette aarde van mijn tuintje. Enige daarvan kiemden al de volgende dag, en op de tweede dag stonden de loten al ongeveer vier vingers hoog boven de grond.
[5] Een meisje, en ik zeker, is altijd heel nieuwsgierig, en zodoende dreef mijn onverzadigbare nieuwsgierigheid mij ertoe om tenminste bij een paar snelopkomende kiemen te kijken wat er eigenlijk van het zaad overblijft, als daaruit al zulke forse loten uit de aarde te voorschijn komen. Ik groef er daarom een paar uit en bekeek alles heel precies en opmerkzaam. En kijk -zoals men op z'n Romeins pleegt te zeggen: Sapienti pauca sufficiunt! (Een wijze begrijpt snel!) -, ik vond het zaad verrot en de aarde er omheen vermengd met rottingsschimmel! Uit dit graf ontsproot het tere plantje, en van de zaadkorrel was, zoals gezegd, niets meer over dan iets van de harde schil, die het zaad van buiten omhult en moeilijker verrot.
[6] Behalve dit merkwaardige verschijnsel vond ik echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de rottingsschimmel verteerd waren, en daarbij was natuurlijk niets meer te vinden waaruit een mogelijke vruchtkiem had kunnen opgroeien. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen en met de goede en edele kiemen niet de geringste overeenkomst hadden. Aha, dacht ik, dat is het! Deze valse kiemen zijn zeker ook een produkt van de goede in de vette aarde gelegde zaadkorrels, maar de hongerige aarde heeft zich er alleen maar mee verzadigd, en liet niet toe dat de echte goede kiem ontkiemde. Maar wat heeft zij uiteindelijk daaraan? Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de aarde wel honderd keer meer van de vette voedingstoffen, dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is.
[7] Goud behoeft niet zoals lood altijd gepoetst te worden om te glanzen; eenmaal goed gepoetst blijft het honderden jaren glanzen. Een wijnstok brengt op de slechtste bodem vruchten voort, maar distels en dorens zoeken meestal de beste grond op. De goede en edele huisdieren zijn zelden vraatzuchtig, terwijl een wolf, een hyena en soortgelijke beesten dag en nacht wel zouden willen vreten. Zo is de echte edele en goede mens matig, terwijl de slechte, duistere wereldse mens met niets tevreden is. Als men hem honderdduizend pond goud geeft, zal hij daarna zeker niets anders wensen dan zo snel mogelijk het dubbele te verkrijgen, en het zal hem helemaal niets kunnen schelen of alle andere mensen van armoede verhongeren! De hebzucht maakt steeds hebberiger!
[8] Kijk, de aarde van mijn tuintje was dus ten dele onedel en vrekkig en wilde zich vetmesten met mijn edele zaadkorrels, die ik daarin gelegd heb! Maar wat is het wrange gevolg? Wel, zij moet nu in plaats van één edel, bescheiden plantje, honderd vraatzuchtige onedele voeden!
[9] En zoals het de domme vrekkige en zelfzuchtige grond vergaat, zo vergaat het ook de mensen op aarde, die zich hier al een hemel vol zalige genietingen hebben willen scheppen! Op het laatst moeten zij allen hun moeitevol verzamelde voorraad toch loslaten, en honderd anderen verbrassen die dan op een vaak zeer liederlijke manier. - Dit is als voorbeeld bedoeld bij mijn komende complete antwoord op mijn vraag. Prent dit beeld goed diep in uw gemoed, dan zult u het antwoord haast vanzelf vinden!" - Allen denken erover na en blijven zich verbazen over de grote wijsheid van het meisje.
«« 201 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.