Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 216 / 244 »»
[1] "Kijk eens naar de tarwekorrel! Als hij in de aarde wordt gezaaid, moet hij vergaan, en pas uit het resultaat van het rottingsproces komt de tere kiem omhoog. Maar wat zegt dat, vergeleken met de aard van de mensen?
[2] Wel, het zaaien van het gezonde mooie zaad komt overeen met de eerste wording van de mens! Het is als het in een vleselijk omhulsel brengen van de op zichzelf al geheel gevormde ziel, die zich voordien in de lucht bevindt, speciaal in de middelste regionen van de bergen daar waar de boomgroei gewoonlijk ophoudt, tot aan de sneeuwen ijsgrens.
[3] Als een eenmaal tot begrip gekomen ziel in de lucht de noodzakelijke, volgens een vast plan bepaalde duurzaamheid bereikt heeft, daalt zij dieper en dieper af tot aan de huizen van de mensen, krijgt dan uit de straling van de aura, die om ieder mens aanwezig is, een zekere voeding en blijft dáár aanwezig waar haar wezen een gelijke geaardheid voelt.
[4] Als echtgenoten zich dan door de natuurlijke drang gedrongen voelen om geslachtsgemeenschap te hebben, ontvangt de geheel rijpe vrije natuurziel, die zich het dichtst bij het echtpaar bevindt, uit de uitstralende aura een teken, of wordt door de toegenomen kracht van de uitstraling van de echtgenoten als gelijksoortig aangetrokken. Met een zekere dwang dringt zij zich tijdens de geslachtsgemeenschap in de stroom van de man en wordt daardoor opgenomen in een klein ei, wat men bevruchting noemt. Welnu, vanaf dat moment lijkt de levensziel dan al op een zaadkorrel, die ergens in de aarde werd gezaaid. En in het moederlichaam doorloopt zij alle stadia tot de geboorte in de wereld net eender als de zaadkorrel in de aarde tot de kiem boven de aarde uitkomt!
[5] Dan beginnen de verschillende stadia van de eerst uiterlijke en vervolgens innerlijke ontwikkeling.
[6] Bij de plant blijven de wortels in de aarde, het oude graf waar de zaadkorrel rot, en zuigen daar het materievoedsel op. Dit voedsel zou echter al gauw de dood van de plant betekenen, als het niet gezuiverd werd door de invloed van het licht van de zon.
[7] Het eerste deel van de halm bevat nog zeer materiële sappen. Als deze basis gevormd is, wordt de halm door een ring in zekere zin afgebonden. Door deze ring gaan al veel fijnere buisjes, waardoor alleen maar heel dunne en fijne sappen kunnen opstijgen.
[8] Daaruit ontstaat dan een tweede verdieping van de halm. Omdat echter de sappen van de tweede verdieping nog van grove materiële aard zijn en mettertijd nog grover worden, wordt er weer een ring gevormd en deze tweede ring bevat nog dunnere buisjes, waardoor slechts heel fijne sappen kunnen passeren voor het voeden van de boven hen zwevende levensgeest, gelijkend op de uitdrukking van Mozes: 'En de geest van God zweefde boven de wateren.'
[9] Naderhand zullen echter ook deze sappen of wateren voor het boven hen zwevende leven van de plant weer te grof worden, en die zouden het leven kunnen verstikken; daarom wordt een derde ring, voorzien van heel dunne buisjes, gevormd door de boven de wateren zwevende geest. Door zo'n derde ring kunnen dan slechts uiterst etherisch fijne en met de altijd nog boven hen zwevende levensgeest al zeer verwante sappen met moeite doordringen. Maar de levensgeest bemerkt wel of de sappen boven de derde ring voor hem voor de verdere ontwikkeling te gebruiken zijn of niet. Vindt hij ze vervolgens nog te grof en nog te veel sporen bevatten van het gericht en de dood, dan wordt er nog een vierde, vijfde, zesde, of zevende ring gevormd, tot eindelijk de sappen zo etherisch zuiver zijn dat in hen geen spoor van de dood meer te ontdekken valt.
[10] Dan begint er pas een nieuw stadium. De door de allerfijnste buisjes gaande sappen vormen nu knoppen en bloemen, die voorzien worden van organen die alle mogelijkheden in zich hebben om het hogere leven uit de hemelen als zaad te ontvangen.
[11] Als de bloem deze dienst verricht heeft, wordt ze afgezonderd als ijdele pronk der wijsheid, die met haar schoonheid en bekoring de ether van het liefdeleven aantrekt, welke op zichzelf compleet is en geen verdere praal naar buiten behoeft. Want kijk, iedere bloem is een mooi versierde bruid, ~ie haar bruidegom in haar net tracht te vangen door zich eerst mooi te sieren! Als de bruidegom echter de bruid als de zijne genomen heeft, wordt de glinsterende bruidstooi het eerst afgelegd en de deemoedige levensernst begint.
[12] Vanaf dat moment begint de echte levensvrucht zich te ontwikkelen en te vormen. En als dan alle bedrijvigheid alleen op het rijpen van de vrucht is gericht, bergt het leven, dat alle eerdere gevaren ontsnapt is, zich veilig als in een vaste burcht op in de vrucht, voor een nog altijd mogelijke vijand van buiten.
[13] Waar het leven zich te snel begint te ontwikkelen en te rijpen, wordt het ook maar weinig vast. En als er een vijand van buiten in de buurt van zo'n vroegrijp leven komt, trekt hem dat ook erg aan; hij stelt zich daarmee in verbinding en legt zijn vrucht in het te vroegrijpe leven van de vrucht van de plant! Dit tweede leven trekt dan het tere leven van de vrucht van de plant naar zich toe, beschadigt het en richt het te gronde. De wormstekige vruchten zijn daarvoor een meer dan duidelijk bewijs."
«« 216 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.