De jongste dag.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 42 / 244 »»
[1] Toen vroegen er VELEN, wanneer de 'jongste dag' zou komen.
[2] IK zei: "Als de oudere voorbij is, komt er na de oudere dag steeds een jongste; en omdat Ik niemand op een reeds voorbije dag kan opwekken, moet dat natuurlijk op een jongste dag gebeuren, omdat een voorbije oudere dag daarvoor onmogelijk meer te gebruiken is. Is iedere nieuwe dag die men beleeft niet een jongste dag? Of kan iemand soms nog een jongere beleven, dan degene waarop hij leeft? Zie eens, wij leven allemaal vandaag toch zeker op een zo jong mogelijke dag! Want die van gisteren kan geen jongste meer zijn, en die van morgen is er nog lang niet. Daaruit is toch hopelijk voor iedereen duidelijk dat er tenslotte voor iedere mens net zoveel jongste dagen zijn en moeten zijn als het aantal dat hij beleefd heeft! Ik zeg u dat u allen op de jongste dag zult sterven en ook onmogelijk anders dan op een jongste dag uit de dood naar het leven zult opgewekt worden; en als een mens of alle mensen hem moeten doorstaan, dan zal dat ook onmogelijk op een oude voorbije dag gebeuren, maar op de een of andere toekomstige, dus duidelijk jongste dag plaatsvinden! Welke daarvoor bestemd wordt, is noch door Mij, noch door de een of andere hemelse geest vooruit bepaald; want daarvoor is iedere komende dag volkomen geschikt en zeer bruikbaar. - Begrijpen jullie dat nu?"
[3] De VRAGENDEN trekken zich een beetje verbouwereerd terug en zeggen: "Werkelijk, het onderwerp is zo helder als glas, en toch stelden we zo'n domme vraag!? Het ligt zo voor de hand! Als we vaak over de oude dagen spreken, dan moeten er ook jonge en jongste zijn! Dat was, was, was, was -toch erg dom van ons! Vanuit Zijn oneindige wijsheid moet er toch oneindig veel geduld opgebracht worden om ons te dulden!"
[4] SARAH zegt met een glimlachje: "Ja, de Heer heeft echt zeer veel geduld met ons allen! Maar wat een jongste dag is, en wanneer hij zal komen, dat heb ik in de wieg al geweten. Als iemand mij dat vroeg, zei ik altijd: 'Morgen zal de jongste dag komen!' Hebben jullie dat werkelijk niet geweten?"
[5] De VRAGERS zeggen: " Ja, ja, wij waren echt zo dom om het niet te weten, en hadden altijd een verschrikkelijke angst voor zo'n dag, die eens moest komen! Nu weten we echt wat het betekent; maar nu schamen wij ons ook behoorlijk, dat iets wat voor iedereen zo duidelijk zichtbaar was, ons kon ontgaan!"
[6] IK zeg: "Til er maar niet te zwaar aan; want dit is ook een steen, waarover in de toekomst nog vele duizendmaal duizenden zullen vallen, profeteren, schrijven en het blinde volk zullen prediken.
[7] Maar laten we nu eens zien hoe we het met de vissen zullen klaarspelen, want zoals jullie merken, staan we al op het strand, en vissersboten zijn hier genoeg voor ons gebruik aanwezig. Netten en ander voor het vissen nodig gerei ontbreekt ook niet, dus kunnen we beginnen. De beide jongemannen, waarmee Cyrenius nog zeer enthousiast in gesprek is, zullen ons ook goede diensten verlenen! Laten we dus maar meteen aan de slag gaan!"
«« 42 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.