Spijziging van vijfduizend mensen in de woestenij. Op zee.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 95 / 244 »»
[1] Toen Ik -zoals reeds vermeld - van de aangekomen leerlingen van Johannes gehoord had wat voor Mij al eerder vaststond - want anders zou Ik niet al 's morgens het hele grote gezelschap op het juiste moment van Mij weggestuurd hebben -, verliet Ik terstond Nazareth en ging met de twaalf leerlingen naar de zee bij Sibarah en stapte daar in een schip en voer naar de streek boven Bethabara. Op het schip vertelden de leerlingen Mij hoe zij die de dag verder nog onderwezen en wat zij gedaan hadden, en Ik prees hen daarvoor.
[2] Maar toen wij op de plaats van bestemming aankwamen, zei Ik tegen de leerlingen, dat ze op het schip moesten blijven. Ik stapte alleen aan land, slechts begeleid door een paar leerlingen, en ging het woeste land in om een plaatsje te zoeken, en om vast te stellen waar Ik Mij enige dagen zou kunnen ophouden en tevens veilig zou zijn voor de achtervolging van Herodes.
[3] Maar een aantal andere kleinere vaartuigen volgden op enige afstand ons schip en ontdekten daardoor gemakkelijk waar Ik Mij ophield, hetgeen hen nog gemakkelijker gemaakt werd omdat Ik zeker niet van plan was om Mij helemaal voor de hulpbehoevende mensheid te verbergen.
[4] Ik was dan ook nog geen dag in deze woestenij toen al uit alle steden, markten en dorpen veel volk toestroomde behalve de meer dan achthonderd leerlingen die zich al eerder in de steden en markten bij Mij hadden aangesloten en op de ochtend van de voorgaande dag door Mij naar hun huizen terug waren gestuurd. (Matth. 14:13)
[5] Velen waren er uit Kana in Galiléa en Kana in Samaria, velen uit Jesaïra, velen uit Kis en Sibarah, uit Kapérnaum, Chorazin, Caesarea, Genezareth en Bethabara. Zij hadden nog in vele andere plaatsen over Mij gesproken, zodat uit al die markten en stadjes een grote massa volk ten dele over zee en voor een deel te voet in de woestenij bij Mij kwam, natuurlijk met allerlei zieken en gebrekkigen. Zoals gezegd, was de dag nog maar nauwelijks aangebroken, toen tegen de duizend Mij volgende pelgrims Mijn verblijfplaats vonden en omringden.
[6] De verblijfplaats die Ik in de woestenij had uitgekozen was een ruime grot zonder geheime uitgangen. Deze grot lag tamelijk hoog en het geboomte stond er dicht omheen. Voor de grot was ook een heel ruim vrij plateau, waarop voor enige duizenden mensen meer dan genoeg plaats was, en op dit plateau hadden zich dan ook de mensen met hun zieken een plaats gezocht.
[7] Omdat de leerlingen, die wel wisten waar Ik Mij ophield, zagen dat er van alle kanten massa 's mensen naar boven gingen en Mijn verblijfplaats steeds meer belegerden, maakten zij zich zorgen over Mij. Zij lieten het schip aan hun acht schippersknechten over en klommen naar Mij toe om Mij te zeggen hoe groot de massa mensen was die daar samenkwam, en dat ze er echt niet voor in konden staan dat er zich geen Herodianen onder bevonden.
[8] Toen de goedhartige en bezorgde leerlingen Mij zo op de hoogte brachten van alles wat Mij toch ook wel bekend moest zijn, kwam Ik uit de grot en overzag die waarlijk grote mensenmassa en Ik had met hen te doen toen zij Mij met tranen in de ogen smeekten om hun meegebrachte zieken te genezen.
[9] Daarom genas Ik dan ook ogenblikkelijk alle aanwezige zieken (Matth. 14: 14), en ook allen die nog moeizaam naar Mij onderweg waren. Daarop kwam er natuurlijk geen eind aan de dankbetuigingen. Hoewel hun zieken onderweg reeds genezen waren, bleven de mensen tot aan de avond toestromen om hun dank en eer te kunnen bewijzen. De ruimte voor de grot was al zo goed als propvol, zodat de leerlingen echt een beetje bang werden; jeugdigen klommen zelfs in bomen om Mij beter te kunnen Zien.
[10] Toen het echter avond begon te worden kwamen de LEERLINGEN naar Mij toe en zeiden: "Heer, het is hier een woestenij, de nacht begint al te vallen, en voor zover wij zien kunnen heeft niemand iets eetbaars bij zich! Stuur het volk daarom weg om voor zichzelf in de dichtstbijzijnde markten brood en eten te kopen!" (Matth. 14:15)
[11] IK zei tegen de leerlingen: "Daarvoor hoeven de mensen niet naar de markten te gaan; geven jullie hen maar te eten! (Matth. 14:16) Om te drinken hebben ze slechts water nodig, en daarvoor zijn hier rijke bronnen genoeg. "
[12] De LEERLINGEN antwoorden, een beetje verbaasd over Mijn wens: "Heer, wij hebben slechts vijf broden van gerstemeel en twee gebraden vissen bij ons. (Matth. 14:17) Wat is dat nu voor zoveel mensen?"
[13] IK zeg tegen de leerlingen: "Breng ze bij Mij!" (Matth. 14:18)
[14] Toen de leerlingen dat deden, zei Ik tegen het volk, dat iedereen op het gras moest gaan zitten, nam vervolgens de vijf broden en de twee vissen, sloeg Mijn ogen op naar de hemel en dankte de Vader, brak toen de broden in stukken en gaf deze aan de leerlingen, en die gaven ze aan het volk. (Matth. 14:19) De beide vissen en wat brood bleven dit keer voor de leerlingen over .
[15] En allen, die daar waren, hadden voldoende te eten en werden verzadigd. Omdat men echter alles niet op kon, verzamelde men de overgebleven stukken in korven, zoals het volk die meestal meenam op reis. Deze korven waren gewoonlijk vrij groot, omdat ze met schouderbanden op de rug werden gedragen. En men vulde twaalf van die grote korven met de overgebleven brokken. (Matth. 14:20) En er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegerekend. (Matth. 14:21)
[16] Het is begrijpelijk dat deze spijziging, die een vol uur duurde, bij deze mensen grote verbazing wekte, en ook dat zij daarna meteen besloten om Mij tot hun koning uit te roepen.
[17] Maar omdat dit plan van het volk voor Mij niet verborgen bleef, gaf Ik de leerlingen opdracht om meteen in het schip te gaan en vast, voor Mij uit, over te steken naar de andere oever, eer Ik het volk weg zou sturen. (Matth. 14:22) Dat deed Ik echter om daarmee het volk te verhinderen zijn plan uit te voeren. Want enige mannen begonnen juist met de leerlingen te overleggen of zij Mij zouden kunnen huldigen als blijk van hun zeer grote dankbaarheid. Want Mij durfde niemand rechtstreeks te benaderen!
[18] Met het onmiddellijke wegsturen van de leerlingen nam Ik het volk dus het heft uit handen, en toen de leerlingen zich na Mijn opdracht snel inscheepten in de maanlichte nacht, liet het volk weldra zijn plan varen. Na het vertrek van de leerlingen, toen deze reeds enige tientallen meters op zee waren, beval Ik het volk naar huis te gaan, waarop men ook meteen gewillig wegging.
[19] Toen ging Ik helemaal alleen op een dichtbij zijnde kale berg en bad daar om Mijn vleselijke mens nog sterker te verenigen met de Vader. Ik bleef daar op die bergtop helemaal alleen (Matth. 14:23) en kon zelfs met de lichamelijke ogen bij de heldere maneschijn heel goed waarnemen hoe het schip van de leerlingen, dat al midden op zee was, want de zee was hier niet zo breed, erg te lijden had van de golven, die door een tamelijk sterke tegenwind tegen het schip sloegen. Matth. 14:24)
«« 95 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.