De liefdesheld door vijanden omringd. Christus' liefde overwint alles

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 108 / 150 »»
[1] Wanneer Bruno het vertrek van zijn vijanden wil binnengaan, stellen verscheidene zich meteen voor de deur op en zeggen met opgewonden stem: 'Terug, ellendeling! Wat hebben wij met jou te maken? Je was voor ons altijd al weerzinwekkender dan de dood en een voorwerp van onze haat en diepste verachting! Wat moeten we nu hier in de hel met jou beginnen? Naar de duivel met je, jij ellendig beestmens!'
[2] Bruno zegt moedig: 'Beste vrienden, wat heb ik jullie dan ooit misdaan, dat jullie zo verschrikkelijk hatelijk doen? Ik wil alles doen wat jullie naar recht en billijkheid van me verlangen, zodat jullie me weer goedgezind mogen worden!'
[3] De woestelingen in de deuropening schreeuwen: 'Ellendig beestmens, jij kunt niets doen om onze mening over jou te verbeteren! We verlangen niets anders van je dan dat je ons verlaat. Jouw gestalte staat ons meer tegen dan de onderste hel! Ga daarom goedschiks van ons weg, _ anders scheuren we je in stukken!'
[4] Bruno zegt: 'Als dat jullie met mij kan verzoenen, laat ik me graag door jullie kruisigen. Maar jullie moeten me alleen beloven, dat jullie dan geen wrok meer tegen me koesteren!'
[5] De woestelingen zeggen: 'Denk je dan dat ons dat tot eer zou strekken? Wij jou kruisigen, dat zou voor ons toch je reinste schande zijn! Je hoogstens neerslaan als een sjofele hond, dat zouden we met goed fatsoen kunnen doen, als we toevallig goed geluimd waren! Maar om voor jou meer moeite te doen, zou werkelijk belachelijk van ons zijn! Daarom, maak dat je wegkomt en erger ons niet langer met je afschuwelijke aanwezigheid!'
[6] Bruno zegt: 'Maar achtenswaardige vrienden, het is mij maar al te goed bekend, dat jullie mij op aarde altijd hebben gehaat en mij waar mogelijk hebben vervolgd. Hoeveel moeite ik mij ook gaf om daar de oorzaak van te achterhalen, het was toch tevergeefs. Jullie vervolgden mij alleen maar, omdat mijn gezicht jullie niet aanstond. Hier in deze wereld echter zijn onze gezichten toch allemaal erg veranderd. Ik denk nu heel anders dan ik op aarde heb gedacht en ben een heel ander mens geworden. Dat zou met jullie toch ook het geval kunnen zijn?
[7] Zeg me toch eens wat ik jullie op aarde heb misdaan? Ik ben nu in de gelegenheid om jullie honderdvoudig te vergoeden wat ik jullie, al was het maar onbewust, verschuldigd ben. Vergeef me slechts en word wat vriendelijker tegen mij. Ik doe helemaal geen beroep op jullie vriendschap; dat zou van jullie, mijn uitgesproken vijanden, te veel gevraagd zijn. Maar daarom mag ik jullie toch wel vragen, dat jullie afzien van je vijandschap, en dat zal toch des te gemakkelijker zijn, daar jullie mij zondermeer voor te gering houden om door jullie te worden gekruisigd?'
[8] De woestelingen zeggen: 'Wat baat jouw gepraat en dom geklets! Je bent nu eenmaal een akelige vent en blijft het in alle eeuwigheid. Ogenschijnlijk doe je, alsof je de uitzonderlijkste en braafste mens bent, maar achteraf ben je dan een loeder en ben je nooit te vertrouwen. Weet je nog, hoe je ons op de beurs behandeld hebt? Jij zag een aanhoudende koersdaling, zodat wij van schrik onze aandelen verkochten, waarna jij ze dan zelf kocht. Jij lomperd, houd je maar niet van den domme! We kennen je! Dalen de koersen hier soms ook, dat je nu zozeer onze vriendschap zoekt?'
[9] Bruno zegt: 'Aha, daar wringt dus de schoen! Och vrienden, als jullie wrok tegen mij daar vandaan komt, dan hoop ik dat we spoedig de beste vrienden zullen worden, want ik kan jullie de stellige verzekering geven dat jullie met je haat tegen mij volkomen op een dwaalspoor zitten. Kijk, ten eerste kon ik evenmin als jullie vooraf bepalen of de koers zou stijgen of dalen, en ten tweede kunnen jullie niet bewijzen dat ik die bewuste effecten opkocht, die jullie met verlies aan de bank terugverkocht hadden. Kijk hoe weinig gegrond jullie wrok tegen mij is. Ik heb jullie toch nooit gedwongen om te kopen of te verkopen? Wie heeft jullie ertoe aangezet om jullie effecten bij een lage stand van de koers te verkopen en bij een hogere te kopen? Ik zeer zeker niet, en anderen evenmin. Jullie waren zelf zo dwaas, maar jullie wilden die domheid niet aan jezelf toeschrijven. Wanneer jullie zelf een flinke speculatiefout hadden begaan, gaven jullie de schuld aan de eerste de beste die bij het speculeren slimmer was dan jullie! Laten jullie je niet uitlachen! Wat konden jullie effecten mij en mijn effecten jullie schelen. Ik kocht wanneer het mij, en jullie ook wanneer het jullie raadzaam leek. Of jullie verkochten en ik kocht. Dat is toch iets heel normaals! Waarom dan die wrok tegen mij? Valse geruchten heb ik echter nooit verspreid, en met misleidende voorlichting heb ik me ook nooit bezig gehouden.
[10] 'Goed,' zegt er een uit het vijandige gezelschap, 'je hebt gehandeld, zoals je ons nu hebt verteld, maar dat kan onze woede en haat tegenover jou niet verminderen, omdat je op aarde altijd anders dacht dan je je met je mooie praatjes voordeed. Zei je 'zwart', dan was het zeker wit; en zei je 'wit', dan was het heel zeker zwart! En het tegenovergestelde was dan de volle waarheid. Jouw geniepige scherpzinnigheid had echter niet door, dat we jouw uitspraken verkeerd gebruikten. Dat dit voor ons niet altijd goed uitviel, brengen de wisselvalligheden van het spel met zich mee. Zouden we echter altijd volgens jouw uitspraken hebben gehandeld, dan zouden we zeker in korte tijd alles hebben verspeeld. Zo staan de zaken en daar vindt onze terechte haat tegen jou ook zijn oorsprong. Bewijs ons het tegendeel, dan willen we je zelfs om vergeving vragen en je beste vrienden zijn.'
[11] Bruno zegt: 'Goed, ik hou jullie aan je woord! Geef mij antwoord op enkele vragen. Nummer één: was ik op de beurs meer dan jullie? Was ik soms directeur, boekhouder, secretaris, een of andere consulent of iets dergelijks?' De mopperaars zeggen: 'Nee, je was net als wij enkel een geïnteresseerde. '
[12] Bruno zegt: 'Goed! Vraag nummer twee: 'wie is er op de beurs eigenlijk in alle financiële geheimen ingewijd?' Antwoord: 'De bank- en beursbeambten.' Goed! Vraag nummer drie: 'Worden de talrijke geïnteresseerden van de beurs door de goedingelichte beambten wel altijd naar waarheid voorgelicht?' Antwoord: 'Nee! Als er iets mis gaat, komt men al helemaal niet achter de waarheid!' 'Goed! Vraag nummer vier: 'Hoe en waardoor had ik dan achter de waarheid moeten komen?' Antwoord: 'O, heel gemakkelijk! Met steekpenningen kan een schoft achter zoveel dingen komen, die voor een eerlijk man verborgen blijven!' Goed! Men herkent de vogel aan zijn lied! Brengt mij alle bank- en beursbeambten hier en ze zullen je zeggen, of ik ooit ook maar de laagste in rang met een stuiver voor het verraden van een bankgeheim zou hebben omgekocht! Over jullie vertelde de zogenaamde slechte wereld wel, dat jullie bij een zeer kritieke aangelegenheid een ingewijde heimelijk een duizend dukaten zware stomp tussen zijn ribben zouden hebben gegeven, met de bedoeling dat hij jullie van te voren zou zeggen, hoe de zaken zich zouden ontwikkelen. Waarop jullie meteen de volgende dag al bijna al jullie effecten met een aanzienlijk verlies omruilden tegen klinkende munt en daarmee vervolgens in het buitenland een geheime handel hebben ondernomen, waardoor jullie een tweede keer op de fles zijn gegaan. Zeg eens, heb ik jullie daar soms ook toe aangezet door mijn zwart-voor-wit?'
[13] Nu staan de mopperaars raar te kijken en weten niet, wat ze daarop moeten antwoorden. Maar Bruno gaat verder en zegt: 'Vrienden, heb ik jullie soms ook de raad gegeven om gezamenlijk dertigduizend gulden in een kelder te laten inmetselen? Toen in Wenen echter het standrecht werd geproclameerd, waarbij soldaten tijdens een huiszoeking de holklinkende plek in de muur openbraken en zich de voor hen heugelijke vondst tot op de laatste penning toeëigenden... ik denk dat mijn zwart-voor-wit daartoe niets heeft bijgedragen! Kortom, jullie hadden er altijd zelf schuld aan dat jullie verloren en menen onterecht dat ik van jullie speculatiegeheimen op de hoogte was en jullie zou hebben verraden. Hoe zou zoiets mogelijk zijn geweest, daar ik jullie, behalve op de beurs, nooit met mijn aanwezigheid heb lastig gevallen? Ik heb niet de minste schuld aan jullie ongeluk, daar kunnen jullie absoluut van verzekerd zijn! God is mijn getuige! Zijn jullie nog van mening dat ik jullie ongelukkig heb gemaakt, bewijs het mij dan voor God, dan zal ik alles doen om mijn schuld tegenover jullie honderdvoudig te vergoeden.'
[14] Na lang te hebben nagedacht zegt een van hen: 'De zaken liggen inderdaad, zoals jij ze ons nu hebt uiteengezet, maar als jij er niet bij betrokken zou zijn geweest, begrijpen wij niet, hoe jij aan deze nauwkeurige kennis over onze situatie bent gekomen. Hoe kan deze jou zo volkomen bekend zijn alsof je alles zelf had geregeld? Er zullen in Wenen nog wel heel wat van dergelijke onprettige gebeurtenissen hebben plaatsgevonden; zeg eens, ken je die evengoed als de onze?'
[15] Bruno zegt: 'Beslist niet allemaal, maar wel veel ervan. Jullie wisten toch ook altijd wie er door de rechtbank werd opgeroepen en waarvoor, hetgeen toch niet betekent dat jullie daarom ook verklikkers voor de gerechtsdienaar zouden zijn? Waarom zou ik dan niet hebben kunnen vernemen hoe het met jullie is gegaan in tijden van nood, als ik jullie toch wel degelijk kende van de beurs? Bewijs me maar dat degene, die toevallig hoort van het ongeluk van zijn kennissen, daaraan dan ook schuldig zou moeten zijn. Toon me maar aan in welke wet dit als een opzettelijke misdaad wordt aangemerkt.
[16] De mopperaars staan nu met de mond vol tanden en weten niet wat ze moeten doen. Er schiet hun niets zinnigs meer te binnen. Zo is het ook met hun woede en gramschap gesteld. Ze zouden nog graag verder onverzoenlijk willen blijven, maar ze hebben bij nader inzien daartoe alle redenen verloren. Daar staan ze nu voor Bruno zonder enige aanleiding tot toorn en ergeren zich aan zichzelf, omdat ze nu geen haat of wrok meer tegen hem kunnen hebben.
[17] Na een hele poos treedt een van hen naar voren en zegt: 'Dom is het, dat we nu niets redelijks meer tegen je in kunnen brengen. Hoe graag toch hadden we je een aframmeling gegeven, als we je tenminste, al was het maar voor de schijn, een of andere schuld in de schoenen hadden kunnen schuiven. Maar je bent te slim, zodat we je niet meer kunnen raken. Bovendien moeten we nog vrienden van je worden! Wat wil je verder dan nog met ons doen?'
[18] Bruno zegt: 'Vrienden, zien jullie in deze grote zaal de grote vergadertafel niet, met allen, die daar met elkaar een grootse beraadslaging houden over de gehele oneindigheid?'
[19] De spreker zegt: 'We zien geen zaal en geen vergadertafel! We zien alleen maar deze echte kroeg, die vol duisternis is, en we zien jou. Of er ergens een uitgang is, weten we niet. Wat wil je echter met je onzinnige vraag?'
[20] Bruno zegt: 'Ik wil daarmee niets anders dan jullie naar onze Heer en Heiland Jezus brengen, opdat Hij jullie moge zuiveren en daarna voor eeuwig werkelijk gelukzalig maken; enkel en alleen om deze reden werd ik zonet door Jezus naar jullie toegestuurd. Volgt me goedschiks en gewillig waarheen ik jullie voor zal gaan. Op de juiste plaats zal jullie wel het ware licht gegeven worden.'
[21] De spreker zegt: 'Je loopt wel wat hard van stapel, want ten eerste heb je ons vertrouwen nog lang niet in die mate, dat we jou nu meteen blindelings volgen, alsof je reeds lang een betrouwbare vriend van ons was, en ten tweede zijn wij nieuw-katholieken, die wel weten wat ze van de jood Jezus moeten denken. We zijn niet zo dom als sommigen, die zelfs een God van Hem hebben gemaakt, zoals eens de Grieken van hun Hercules en van nog andere helden uit de duistere oertijd. Daarom moet je voor ons welzijn wel wat verstandigers bedenken, als je echt van plan bent ons aan de leiband mee te voeren.'
[22] Bruno zegt: 'Vrienden, het rooms-katholieke geloof is weliswaar in veel opzichten dom en oppervlakkig, maar het nieuw-katholicisme is nog honderd keer dommer. Ontkent het niet het leven van de ziel na de dood van het lichaam? En toch leven jullie nu verder na de dood van jullie lichamen! Deze situatie bewijst immers al ten overvloede wiens geesteskind het nieuw-katholicisme is. Verder ontkent het niet alleen de overduidelijke godheid van Christus, maar volgens Strausz en Hegel zonder meer elke godheid. Wie echter kan, vooral hier in de eeuwige geestenwereld, zo'n leer aanhangen, die wat betreft het voortleven van de ziel zo'n enorm verkeerde conclusie heeft getrokken? Zo'n leer zal echter wat al haar principes betreft niet geloofwaardiger zijn dan op het punt van haar snode aanvaarding van de sterfelijkheid van de menselijke ziel. Is echter in een leer een hoofdleerstelling totaal verkeerd, dan kunnen de andere daarvan afgeleide stellingen onmogelijk anders dan eveneens totaal verkeerd zijn! Gooi daarom jullie hele nieuw-katholieke leer bij de vodden en volg mij naar waar ik jullie heen wil brengen! Ik sta er voor in, dat het binnenkort beter zal gaan met jullie.
[23] De spreker zegt: 'Vriend, je bent een verduiveld schrandere kerel! Men moet je gelijk geven, of men wil of niet. Het spijt me nu oprecht dat we je eerst zo hard en beledigend tegemoet zijn getreden, maar ik hoop dat je het ons kunt vergeven. Bedenk wel, hoe in Wenen iedereen, paap en ambtenaar, erop uit was om de arme mensheid in de diepste geestelijke duisternis te laten verzinken en daar in slaap te sussen. Onder zulke geestdodende omstandigheden was het toch onmogelijk om zijn kennis op een hoger geestelijk peil te brengen. Zoals we echter werden opgevoed, zo zijn we ook nu nog, namelijk blind, doof en stom van ziel en geest. Heb daarom begrip en geduld met ons en leid ons dan in Gods naam ergens heen, waar we wat meer licht zullen krijgen dan nu.'
[24] Bruno zegt: 'Dat is helemaal in orde! Dat ik met een zeer geduldig hart naar jullie toe ben gekomen, hoef ik jullie hopelijk niet meer te bewijzen. Ik heb jullie alles vergeven en ben altijd jullie vriend in alle waarheid. Daarom geloof ik ook dat er tussen ons geen belemmering meer zal zijn om de enige weg in te slaan, waarop het mogelijk is om hier in deze wereld voor eeuwig in een levenssituatie terecht te komen, waarin naar behoefte van ziel en geest zo zalig mogelijk kan worden geleefd. Vat dus moed, toon een sterke wil en volg mij! Verwacht al het overige echter gerust van Hem, die als enige kan helpen en jullie ook zeker helpen zal. Niet voor niets heeft Hij me naar jullie toegestuurd. Met hoevelen jullie ook mogen zijn, kom allen mee en jullie zullen allen geholpen worden!'
[25] Zij die vooraan staan zeggen: 'Wij, die elkaar kennen van de beurs, zijn met ruim twintig man, maar achter ons staat een ontelbare menigte van het meest ordinaire volk. Of deze jou ook zullen volgen, is een andere vraag. Het is mogelijk, maar niet erg waarschijnlijk, want ze bevinden zich te diep in de duisternis. Probeer het! Ons is het eender of ze meegaan of niet.'
[26] De vele mensen op de achtergrond zeggen: 'Zo erg dom als de heren daar vooraan denken, zijn we niet! Daarom zullen we ook zo vrij zijn om jullie te begeleiden als een compleet duizendkoppig gezelschap, want Hij, die jullie wil helpen, zal ook ons zeker niet de deur wijzen. Dus op goed geluk ter ere Gods dan maar op weg!'
«« 108 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.