Bruno heeft nog steeds honger en dorst. Wenken over de hemelse ordening

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 111 / 150 »»
[1] Bruno begeeft zich dadelijk naar Mij toe, nu gekleed in een witte, geplooide toga, met rode biezen afgezet en zegt: 'Heer, ik arme zondaar dank U voor deze onschatbare genade, waartoe U mij onverdiend hebt waardig bevonden. Ik ben nu wat mij betreft overgelukkig, maar ik bespeur nog een beetje honger en nog een klein beetje dorst. Maar dat geeft niets, want de zaligheid die nu, van U uitgaand, mijn hele wezen doorstroomt, maakt dat ik honger noch dorst meer voel. Ik ben nu zalig en mijn hart voelt voor de eerste keer een echte, zuivere, hemelse liefde voor U, o Heer, en ook voor al deze arme broeders en zusters. 0, dat is een liefde waarvan de zwakke stervelingen zich zeker hoogst zelden bewust zullen worden. Zelfs de beste mensen op aarde houden meer van zichzelf dan van hun beste vrienden; hoeveel minder zullen zij dan wel hun vijanden liefhebben? Wat heet op aarde echter nog liefde? 0, jij vervloekte liefde!
[2] Hoe machtig mijn hart nu ook met zuivere, hemelse liefde is vervuld en hoe zeer ik ook alle arme zondaars en zondaressen van ganser harte de volledige vergeving van hun zonden toewens, toch voel ik ten opzichte van gewetenloze bokken niet het minste medelijden en zou ik er echt plezier in hebben ze zo lang in de hel te zien branden, totdat zij voor hun geilheid tot het uiterste hebben geboet. Ik wens zeker niemand iets kwaads toe, maar de boosdoeners wens ik ook niets goeds toe, zolang ze zich daarvoor niet door een volledige boetedoening waardig hebben getoond. Onder deze vissen die ik hier heb gebracht, zullen zich ook wel enkele valse adders en slangen bevinden, die zich op aarde erg hebben beziggehouden met geraffineerde ontucht; ik vraag U desondanks om genade en erbarmen voor hen, want de meesten van hen wisten niet wat ze deden. Maar elders zijn er velen, die heel goed weten waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Voor deze schoften bid ik niet. Zij moeten maar de volle scherpte van Uw gericht ondergaan!'
[3] Ik zeg: 'Mijn beste Bruno, je hebt nog een beetje honger en dorst! Weet je ook waar dat vandaan komt? Kijk, dat komt, omdat er in jouw hart nog een kleine rechter zit! Deze rechter is op zichzelf weliswaar heel billijk en rechtvaardig, maar toch past hij niet in Mijn ordening.
[4] Wil je helemaal volgens Mijn ordening zijn, dan moet je deze rechter ook uit je hart verbannen. Je zult daarna eeuwig geen honger of dorst meer voelen. Want kijk, Ik alleen ben een rechter, goed en rechtvaardig in de volheid van Mijn macht en kracht. En toch oordeel Ikzelf niemand! Maar een ieder oordeelt zichzelf naar zijn liefde. Is deze zuiver en goed, dan zal ook zijn oordeel over zichzelf goed zijn; is zijn liefde echter onzuiver en slecht, dan komt zijn oordeel daarmee overeen. Wanneer Ik echter vanuit Mijn macht en kracht niemand oordeel, hoeveel minder komt het jou dan toe om iemand te oordelen.
[5] Hoe de wereld en deze Weners geaard zijn en welke geest hen bezielt, weet Ik het allerbeste. Zij hebben zich ingebed zonder Mij, daarom rusten ze nu ook zoals ze zich voor tijd en eeuwigheid hebben ingebed. Ze bedreven allerlei vormen van bloedschande en daarom rusten ze nu ook op bebloede rustplaatsen. Wel roept dit bloed veelvuldig om wraak tot Mij. Toch wil Ik het niet wreken, maar laat eenvoudigweg toe, dat die bloedschenders van allerlei aard elkaar als tijgers verscheuren en elkaar het loon geven dat ze wederzijds hebben verdiend. En dat is de hel ten voeten uit! Een andere hel bestaat nergens, alleen deze, die vanzelf in de harten der mensen uit zelfzucht ontstaat.
[6] Wie zichzelf niet verdoemt, die verdoemen ook wij niet. Wie zichzelf echter vanuit de slechte liefde van zijn hart verdoemt, zal ook verdoemd zijn! Kort en goed, iedereen zal krijgen wat hij zelf wil. Wanneer hij dat dan krijgt, is dat toch het hoogste en het meest volmaakte recht, dat iemand ten deel kan vallen. Wij van onze kant zullen nooit nalaten allen naar hun bevattingsvermogen de juiste weg te tonen en hen door een juist onderricht naar het goede te leiden. Willen zij deze weg bewandelen, dat zal het hun goed gaan. Willen zij dat beslist niet, dan wordt hun daarom door ons geen straf toebedeeld, maar enkel dat, wat ze zelf willen. Ze hebben daardoor oordeel en straf in overvloed. Willen zij zich echter mettertijd, door hun lijden genoodzaakt, weer op de goede weg begeven, dan zullen hun nimmer belemmeringen in de weg worden gelegd.
[7] Zie, dat is de ware, hemelse ordening van de zuivere liefde van Mijn hart! Deze ordening moet ook helemaal de jouwe worden, dan zul je zo volmaakt zijn als Ikzelf en zul je nooit een knagende leegte in je ingewanden voelen. Op deze wijze verzadigd en verlicht, zal het gemakkelijk voor je zijn al diegenen, die door jou hierheen zijn gebracht, uit eigen overvloed met alles te helpen waarbij zij ook maar een of andere hulp behoeven. Jij zult hen verzadigen en hun dorst lessen. De naakten zul je kleden, de gevangenen vrij maken. De treurigen zul je troosten en de armzaligen genezen; de blinden zul je zelf de ogen openen en de doven het woord des levens laten horen. Wend je nu weer tot je visjes en open voor eeuwig de ogen en oren van hun hart!'
«« 111 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.