Hoe Robert de Heer aanspreekt. Jezus antwoord. Een belangrijke levensvraag

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 14 / 150 »»
[1] Als Robert daar nu stevig voor Mij staat, bekijkt hij Mij van top tot teen en ontdekt in Mij werkelijk en onmiskenbaar dezelfde Jezus die hij ook dacht te zullen aantreffen. En wel in dezelfde schamele kleding en ook met de wondtekenen, zoals hij zich zijn Jezus in zijn fantasie vaak had voorgesteld.
[2] Als hij Mij een poosje sprakeloos heeft staan aankijken, komen hem de tranen in de ogen. En nadat hij zich wat heeft hersteld, zegt hij vol innig medelijden:
[3] '0 beste, grootste mensenvriend, jij die genoeg liefde had om zelfs je wreedste beulen het schandelijke ontecht dat ze je aandeden van ganser harte te vergeven! En dat enkel omdat je in je menselijke grootheid hun volkomen blindheid als geldig excuus aannam!
[4] Maar hoe hard moet tevens de godheid zijn, jouw zo vaak boven alles geprezen en aanbeden Vader als Hij bestaat, dat Hij jou, de edelste, volmaaktste en beste van alle mensen, nu al bijna 2000 jaar in deze donkere leegte laat rondzweven in dezelfde behoeftige armoede, waarin je van kindsbeen af opgroeide tot de reinste en alleredelste mensenvriend!
[5] Beste meester Jezus, die alle liefde het meest waardig is! Hoe heb ik met je te doen en heb ik je ook anderzijds lief vanwege je tot nu toe aanhoudende armoede! Want als je me tegemoet was gekomen in een ook maar gedeeltelijk zalige toestand, dan zou ik mij werkelijk geƫrgerd hebben dat een geest als jij, na het wegvallen van het lichaam niet meteen de hoogste huldiging krijgt, als er een rechtvaardige, vergeldende godheid bestaat!
[6] Maar nu ik je hier nog precies zo aantref zoals je de aarde verliet, schijnen de verhoudingen heel anders te liggen dan wij ons voorstellen. Daarom lijkt de toestand waarin we ons na het afleggen van ons lichaam bevinden een noodzakelijke voorwaarde, waardoor we pas na verloop van een lange tijdsduur datgene kunnen verwezenlijken wat aan inzichten en verlangens ons diepste wezen uitmaakt.
[7] Vanuit dit standpunt bekeken lijkt jouw en mijn tegenwoordige bestaan nog steeds zeer beklagenswaardig, omdat de verwezenlijking van de inzichten waarvan we ons innerlijk een duidelijke voorstelling hebben gemaakt, ver buiten het bereik ligt van de macht van onze wil. Alleen om de verwezenlijking van onze voorstellingen met de zwakheid van onze wil in overeenstemming te brengen, bezitten we in ons gemoed gelukkig iets dat we in het burgerlijk leven geduld noemen. Dit wordt evenwel soms op de proef gesteld, waarover wij elkaar zeker heel wat zullen weten te vertellen!
[8] Beste vriend, ik heb je nu zo goed mogelijk verteld wat ik denk. Wil jij mij nu ook vertellen, wat jij denkt over onze nog zeer bedenkelijke situatie? Door met elkaar te praten, zullen we het ons wel een hele spanne tijds dragelijker maken. Wees dus zo goed, nobele mensenvriend, en open voor mij jouw hoog heilige mond!'.
[9] Ik Jezus) zeg, terwijl Ik Robert de hand reik: 'Wees van harte welkom, beste en dierbare lotgenoot in het lijden! Ik zeg je, wees blij dat je Mij gevonden hebt en maak je verder nergens zorgen over. Het is voldoende dat je Mij liefhebt en naar je verworven inzicht Mij voor de edelste en wijste mens houdt. Laat al het andere van nu af maar helemaal aan Mij over. Ik geef je de heilige verzekering dat, wat ons ook mag overkomen, alles tenslotte heel goed zal aflopen. Want Ik heb hier in deze eenzaamheid alles doordacht, en kan je met grote zekerheid zeggen dat Ik in het gebruik van de jou zo zwak voorkomende wilskracht het zo ver heb gebracht dat Ik, als Ik wil, alles ten uitvoer kan brengen wat Ik me maar kan denken en voorstellen. Dat Ik jou hier zo verlaten en eenzaam toeschijn, ligt alleen aan jouw gebrekkig inzicht in deze wereld. Wordt dit meer en meer gesterkt door jouw liefde tot Mij, dan zul je ook spoedig inzien hoe ver Mijn wilskracht kan reiken.
[10] Maar afgezien van alles wat je tot Mij hebt gesproken en wat Ik nu tegen jou heb gezegd, wil Ik eerst een betekenisvolle vraag tot je gemoed richten, die je Mij zonder terughoudendheid oprecht moet beantwoorden, en wel precies zo als je hart je ingeeft.
[11] Deze vraag luidt als volgt: Kijk, beste vriend en broeder, je hebt op aarde een redelijke instelling gehad, namelijk je broeders te bevrijden van de bovenmatige druk van hun strenge en harteloze regeerders. Hoewel je daartoe nu juist niet de geschiktste middelen gekozen hebt, kijk Ik alleen naar het doel en minder naar het middel. Als dit maar niet als wreed kan worden betiteld, dan is het voor Mij reeds goed en billijk. Maar zo ver Mij bekend is, ben je halverwege het verwezenlijken van je goede doel door je vijanden opgepakt en spoedig daarop terechtgesteld. Dat dit treurige gebeuren je tot in je diepste wezen razend moet hebben gemaakt en je hart vervuld heeft met een redelijk verlangen naar wraak, vind Ik zo natuurlijk dat daar niets tegen in te brengen is! Als je nu echter die Oostenrijkse veldheer die jou ter dood veroordeelde in je nu reeds krachtig geworden handen zou krijgen, en behalve hem ook al zijn handlangers, zeg me dan eens heel eerlijk wat je met hen zou doen?'
«« 14 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.