De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 148 / 150 »»
[1] De franciscaan komt nu naar Mij, de generaal en de graaf toe. Juist als hij zijn vraag wil stellen: 'Wie ben jij, onbekende vriend?' komt natuurlijk door een innerlijke oproep Robert Blum naar Mij toe en zegt: 'Heer, brood, wijn en kleding staan gereed.'
[2] Ik zeg: 'Goed zo, Mijn beste Robert (met opzet eraan toevoegend) Blum! In dit huis ben jij een heer naast de Heer en jouw grote liefde voor de Heer is wetgever voor je huis en voor allen die er in zijn.'
[3] Als de franciscaan, die uit liefde voor de vrijheid, maar niet uit liefde voor de grote waarheid van het evangelie zijn orde verlaten had, de hem welbekende Robert Blum in levende lijve voor zich ziet, slaat hij de handen samen van verbazing en zegt: 'Maar om Gods wil! Jezus, Maria en Jozef en alle engelen en heiligen Gods, sta ons bij! Nu bevind ik mij ook nog in het huis van een grote aartsketter! O Jezus, Maria en heilige Jozef! Dat is even erg als de hel zelf! En daar zou Christus de Heer ergens vertoeven? O jij vervloekte duivel! Jij arglistige Beëlzebubduivel! Je had zeker gedacht dat je mij had? Maar niets daarvan, jij afschuwelijke, domme duivel! De zalige maagd heeft je op het juiste moment met haar hemelse almacht voor mij ontmaskerd en ik kan mij nog net uit jouw klauwen losrukken! Ja, ik heb de hoogheilige ook altijd alleen vereerd, opdat zij mij voor tijd en eeuwig zou mogen bewaren voor de verzoekingen van de duivel. O jullie beestachtige duivelsvrienden en jij, duivelskerel Miklosch! Wilde jij mij nu kennis laten maken met een nieuwe Christus onder jullie heerlijke gezelschap? O jij grote duivelse schurk, wat heb jij goed je best gedaan om mij in de hel te krijgen, maar de zalige maagd heeft een streep door jouw rekening gehaald. De duivel zal een franciscaan toch niet zo snel in de luren kunnen leggen als jij wel denkt!'
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
[5] Robert verwijdert zich snel om Mijn wil ten uitvoer te brengen. Meteen komen alle aartsvaders, profeten en apostelen die aan hun uiterlijk gemakkelijk te herkennen zijn. Zo ook de aartsmoeders, te beginnen bij Eva, en ook moeder Maria met Jozef en alle personen die in de evangeliën voorkomen. Bij deze grote stoet sluiten zich dan de nieuw aangekomenen aan: Robert, Messenhauser, Jellinek, Becher, Niklas, Bardo en al degenen die bij hen horen. Tenslotte ook nog de vierentwintig danseressen, die door Roberts vrouw worden geleid. Zij dragen wijn en brood in overvloed aan en plaatsen deze levensmiddelen goed geordend op tafel. Allen echter die uit de naastgelegen zaal komen, zijn met een sterke glans omhuld, en dat hoofdzakelijk om de franciscaan de ogen te openen.
[6] Nadat de tafel zo goed mogelijk is verzorgd, zeg Ik tot de negenentwintig nieuwelingen: 'Kom dichterbij, vrienden en broeders! En jij, Miklosch, die door de franciscaan voor duivelskerel bent uitgemaakt, kom hier bij Mij! Neem en eet het eerst het brood des levens en drink tevens de wijn van inzicht en kracht! En zeg dan tegen de franciscaan, die allang een lege maag heeft, hoe jou deze helse kost smaakt!'
[7] Miklosch, die Mij buiten al zo stilaan begon te herkennen, komt dadelijk vol eerbied en deemoed naar Mij toe en zegt: 'O Heer, nu pas kan ik voor het eerst in mijn hele bestaan waarlijk uitroepen: '0 Heer, ik ben het niet waard, dat U binnentreedt onder mijn zondig dak!' Maar Heer, spreek maar één heilig woord en alles wat in en aan mij is wordt gezond. Ja, dat is waarlijk een levend brood van de hemel, Uw werkelijke lichaam zonder valsheid of bedrog, O Heer! Wie dit brood eet, zal eeuwig leven, want het heeft de kracht van eeuwig leven in zich! En wat een overheerlijke, hemelse smaak! En deze wijn, zuiver uit Uw hart gevloeid, is eveneens Uw waarachtige bloed, waardoor alle zonden die wij ooit op aarde hebben begaan, van ons worden weggenomen. Daarom waag ik het, hem, evenals het heilig brood, te genieten. Wat een smaak en wat een geest! 0 Heer, geen sterveling van welke wereld dan ook kan dat bevatten! Broeders, eet en drink en proef zelf hoeveel hemelen er in iedere druppel wonen!'
[8] Allen tasten nu toe en eten en drinken naar hartelust, en niemand vindt woorden om de grote heerlijkheid van de smaak, de zoetheid en de geest te beschrijven.
«« 148 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.