Rede over de gehoorzaamheid. Voorbeelden uit het rijk van de natuur

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 19 / 150 »»
[1] Ik zeg verder: 'Stel je voor dat alle hemellichamen zijn uitgerust met voor hun bestemming benodigde intelligentie en vrij inzicht. Kijk, die grote hemellichamen zweven allemaal in de etherruimte die naar jouw begrippen geen enkele belemmering biedt. Waarom zijn ze dan zo eigenzinnig en bewegen zij zich al vele duizenden jaren steeds in dezelfde banen rond een bepaalde zon die ze, om zo te zeggen, voor geen prijs willen verlaten?
[2] Sommige omlooptijden zijn voor hen beslist zwaarder dan andere, wat de goede en slechter jaren van een planeet tamelijk duidelijk aantonen, vooral in die perioden waarop het op het zonnelichaam soms wat stormachtiger toegaat dan anders. Een lichaam zoals een planeet kan best van de zon een stootje verdragen, maar vaak komen er voor een hemellichaam verscheidene van zulke pijnlijke omlopen na elkaar, hoewel dat plaatselijk meer of minder pijnlijk kan zijn.
[3] Als dan zo'n grote wandelaar door de etherruimte na soms wel tien omlopen of meer door zijn zon stiefmoederlijk behandeld te zijn, de zaak tenslotte toch beu zou worden en zich ernstig voor zou nemen de hem regerende zon te verlaten om een absolute vrije zwerver te worden door het eindeloze heelal, wat zou dan wel het onvermijdelijke gevolg zijn van zo'n planetaire vrijheidsdrang?
[4] Kijk ten eerste een volledig verstarren door het heel snel optredende gebrek aan licht en warmte; daarna noodzakelijkerwijs een volledige, innerlijke ontbranding ten gevolge van de enorme machtige druk van buiten naar binnen; en tenslotte een totale ontbinding van alle delen van de planeet en daarmee ook zijn volkomen dood!
[5] De planeten hebben echter gevoel in hun binnenste. Hun bestaan is voor hen de sterkst waarneembare behoefte. En dus blijven ze steeds onder de heerschappij van hun zon, blijven bij haar beweging steeds onwrikbaar op hun plaats en vinden het helemaal niet erg, dat ze soms tijdens hun omloop door de hun beheersende zon krapper gehouden worden dan andere keren.
[6] Weliswaar zou menige jou gelijkgezinde planetenvriend onpartijdig kunnen zeggen: 'Ik ben wel vol lof over zulke gewillige planeten, maar zo'n grillige zon als noodzakelijke regeerder van de arme planeten zou ik dan toch graag, als ik de schepper was, behoorlijk tuchtigen voor haar vorstelijke grillen!'
[7] Maar dan staat de zon op en zegt: 'Wat klets jij, kortzichtige kosmopoliet? Zie je niet dat ik niet enkel één, maar zelfs vele grotere en kleinere planeten tegelijk heb te verzorgen? Weet je niet dat hun banen ongelijk zijn, dat zowel de grote als de kleine soms dichter bij me staan en soms verder weg komen te staan? Dat zij zich soms in grote getale juist aan de ene kant bevinden en veel aandacht van me vragen en dat daardoor een of andere alleenstaande planeet op een tegenovergestelde standpunt noodzakelijkerwijs wat minder krijgt van mijn anders zo rijke gaven? Wordt zo'n planeet echter tijdens een omlooptijd wat kariger bedeeld, dan krijgt hij toch steeds zo veel dat hij kan blijven bestaan. Ik kan vanuit mijn triljoenen eigen omwentelingen om een andere, nog grotere regerende zon getuigen, dat daardoor nog nooit een planeet die zich bij mij had aangesloten, is verhongerd en te gronde is gegaan. Als echter kometen, die meer gesteld zijn op hun vrije rondzwerven dan op mijn vaste orde, ergens in de eindeloze ruimte, waarheen zij werden gedreven door hun waanzinnige lust naar vrijheid, te gronde gaan, dan kan ik daar niets aan doen. Want een wezen dat alléén wil beslissen over zichzelf, zonder afhankelijk te willen zijn van een machtige leiding, wordt geen onrecht aangedaan; het heeft zichzelf geoordeeld! Als jij, allervrijzinnigste kosmopoliet, mij als planetenregent met alle geweld vanwege mijn noodzakelijk wisselende handelwijze ten opzichte van mijn ondergeschikte planeten, wilt straffen, neem mij dan mijn licht maar af en mijn glans, mijn grootheid en macht! Maar let dan eens op hoe de planeten, die naar jouw mening te veel aan slavenketenen worden gehouden, zonder mij blijven bestaan!'
[8] Kijk, vriend, zo uit de natuurlijke orde zich al bij de eerste, sterkste en vrije hemellichamen zonder welke het ondenkbaar is dat een planeet kan voortbestaan! Als echter deze vrij rondzwevende, grote wezens al een leider nodig hebben, hoeveel te meer dan die kleine en in hun beweging door allerlei omstandigheden meer gebonden wezens zoals b.v. de dieren en vooral de met een volkomen vrije geest begiftigde mensen!
[9] Onder dieren van een en dezelfde soort bevindt zich er in de regel één, die in zekere zin hun leider is. Als die in beweging komt, dan worden alle anderen als door een elektrische schok tot eenzelfde beweging geprikkeld. Kijk eens naar een kudde runderen; ze heeft een leider in haar midden! De herder, die uit ervaring al spoedig opmerkt achter welk dier uit zijn kudde de anderen aanlopen, hangt zo'n dier een bel om de nek. En als hij' s avonds zijn kudde naar huis wil leiden, luistert hij enkel naar waar de bel klingelt. Daar gaat hij op af, en vindt daar zijn hele kudde. Wil hij ze naar de stal leiden, dan hoeft hij maar de leider met de bel mee te voeren en alle anderen komen er vanzelf achteraan. Hetzelfde komt zelfs voor bij de uiterst domme varkens, vooral wanneer ze doorlopend in de vrije natuur leven, en eveneens bij geiten, schapen, paarden, ezels en honderd andere diersoorten. Hetzelfde kun je zelfs bij de uiteenlopendste insecten ontdekken, bij de vogels en niet minder bij de stompzinnigste vissen en andere soorten waterdieren.
[10] Maar ik wil je deze zaak in zijn geheel laten zien en wil je zelfs meenemen naar de nog veel zwijgzamer lijkende natuur.
[11] Laten we het op zichzelf zo onsamenhangende water eens bekijken, dat zich zonder voelbare weerstand laat verdelen in talloze druppels. Dit hoogst belangrijke natuurelement, dat zowel alle oerkiemen van het dierlijke als van het plantaardige leven in zich bergt en tegelijkertijd bezwangerd is met door jou onberekenbare krachten, luistert in vrije toestand onvoorwaardelijk naar de in hem aanwezig zijnde wet van de zwaartekracht. Volgens deze wet, die het door eigen waarnemingsvermogen opmerkt, voelt het de zachtste glooiing van een terrein aan. Het begint zich meteen voort te bewegen naar een meer laag gelegen gebied en heeft rust noch duur tot het de diepste laagten in de zee heeft bereikt. Dit element heeft ook nog de bijzondere eigenschap dat het pas dan volkomen helder wordt als het het diepste punt van de zee bereikt heeft. Het duidt om zo te zeggen daardoor aan, dat ook de mens pas dan tot het heldere bewustzijn van zijn ware, eeuwige bestemming komt, als hij op aarde niet naar de hoogste rang streeft, maar naar de laagste plaats, dat is: de ware door Mij zo vaak aanbevolen deemoed die echter nooit door heersen maar enkel door gehoorzamen kan worden bereikt!'
«« 19 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.